Schutterijen vanaf middeleeuwen tot nu
In de Middeleeuwen werd gevochten met simpele wapens. In de veertiende eeuw leidde de invoer van de pijl en boog tot de oprichting van schutterijen. De schutterijen of schuttersgilden waren aanvankelijk voorbehouden aan de steden maar kwamen vanaf de zestiende eeuw ook op het platteland voor. De gildeleden waren in het begin gewone burgers die de stad beschermden en de orde handhaafden tijdens oproer of bij een stadsbrand. Die burgers oefenden ook een ander beroep uit dus waren geen fulltime soldaten.
Kenmerk en activiteiten van schuttersgilden in middeleeuwen
Een kenmerk van de
middeleeuwse gilden was dat ze een sterk religieus karakter hadden en vaak over een eigen kapel en
altaar beschikten. De activiteiten van de gilden bestonden daarom, naast het
beschermen van de burgers, voor een groot deel uit het begeleiden van processies. De schutterijen waren ingedeeld naargelang het wapen dat de schutters gebruikten zoals handboog en voetboog. Later werden ze ook ingedeeld naar de wijken van de stad. Pas na 1500 gingen de schutters over op vuurwapens. Hun oefenterreinen, die ook doelen werden genoemd, waren meestal open ruimtes ergens bij de stadsmuren.
Officiersperiode bij schutterijen als opstapje
De officieren van de schutterij werden benoemd door het stadsbestuur waardoor een directe band bestond met het lokale gezag. De kapitein was niet altijd afkomstig uit de wijk. De vaandrig was vaak een ongetrouwde jongeman. Om officier te kunnen worden van de schutterij moest men in staat zijn de eigen uitrusting te bekostigen. Dat kwam neer op de aanschaf van een wapen en een uniform. Een periode, de functie van officier uitoefenen, was regelmatig een opstapje naar een andere belangrijke post in de stad. De gewone schutters liepen bij toerbeurt één keer in de maand de wacht onder leiding van een officier. De bedoeling was dat er op elke honderd inwoners drie tot de schutterij zouden behoren.
Schuttersgilde op Nachtwacht van Rembrandt
Vanaf de zestiende eeuw zijn veel groepsportretten van schutters gemaakt. Op die portretten is te zien dat de mode in de loop van de jaren veranderde. De traditionele uniformen werden vervangen door eigentijdse kledij. De schutters droegen wel vaak ouderwetse ringkragen en kurassen wanneer zij werden geportretteerd. Een beroemde portrettering van een schuttersgilde is de Nachtwacht van Rembrandt. De kapitein is daarop te herkennen doordat hij een wandelstok draagt terwijl hij met de andere hand een bevelend gebaar maakt. De luitenant draagt een partizaan en de sergeanten hebben een hellebaard in de hand.
Nog steeds schuttersgilden met koningsschieten
In latere eeuwen werden de schutterijen steeds meer een soort gezelligheidsverenigingen met als steeds terugkerende activiteit het koningsschieten. Bij het koningsschieten wordt op een houten vogel geschoten die hoog op een paal is bevestigd. Daarbij is degene die het laatste restje van de vogel wegschiet een jaar lang koning en als het hem lukt om dat drie jaar te doen mag hij zich keizer noemen. Schuttersgilden bestaan nog steeds en komen niet alleen in Nederland en België voor maar ook elders in Europa. Duitsland kent veel schuttersgilden en ook in Oostenrijk komen ze veel voor met traditionele feesten.
Zilverschat als herinnering
Schuttersgilden kennen een rijke geschiedenis die nog steeds wordt gekoesterd. Niet alleen documenten zoals ledenlijsten en koopaktes worden zorgvuldig bewaard maar ook de zilverschat die bestaat uit soms tientallen zilveren schilden die bij festiviteiten worden meegedragen. Die schilden herinneren aan het koningsschieten omdat elke koning of keizer een schild liet maken met zijn naam er op en het jaar dat hij koning of keizer werd.
Lees verder