Schilderij 17e eeuw: De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn
De Nachtwacht van Rembrandt is onbetwist het beroemdste schilderij uit de zeventiende eeuw. Rembrandt schilderde geen saai schuttersstuk, maar een schilderij dat bruist van leven. Een schilderij dat zijn vele toeschouwers blijft boeien. De Nachtwacht werd op maat gesneden, verborgen in een grot en beschadigd door verwarde mensen. Gelukkig hangt de Nachtwacht weer in volle glorie in het Rijksmuseum. Het is tijd voor een hernieuwde kennismaking met De Nachtwacht.
De schuttersgilden in Amsterdam
Amsterdam kende drie groepen schutters. In de middeleeuwen ontstond de eerste, de compagnie van de kruisboogschutters. Later kwamen de boogschutters. In 1520 kwamen de kloveniers. Ze maakten gebruik van de klover, een soort musket. Schuttersgilden hadden de taak om de stad te verdedigen. Bovendien vormden ze erewachten bij belangrijke gebeurtenissen, zoals bij de intocht van een vorstelijk persoon. Toen rond 1640 de opdracht werd verstrekt om een aantal schuttersstukken te schilderen voor het nieuwe onderkomen van de kloveniers waren schuttersgilden niet veel meer dan gezelligheidsverenigingen met ceremoniële taken. Het verdedigen van de stad en van het land werd overgelaten aan huurlingen en beroepssoldaten. De leden van schutterijen waren vrijwilligers, die doorgaans afkomstig waren uit de gegoede burgerij.
De opdracht om De Nachtwacht en andere schuttersstukken te vervaardigen
Door de overzeese handel en de Amsterdams koopmansgeest was Amsterdam zeer welvarend geworden. De economische voorspoed in de zeventiende eeuw zorgde voor een grote drang om indrukwekkende gebouwen te bouwen. Bovendien leidde de toegenomen welvaart tot veel opdrachten voor schilders. Schutterijen hadden hun eigen verenigingsgebouwen, die bekend stonden als doelen (oefenbanen). Het was niet ongebruikelijk dat schutterijen bij bijzondere gelegenheden schilders de opdracht gaven om de schutters voor het nageslacht vast te leggen. Tussen 1529 en 1656 werden er alleen al in Amsterdam minstens zestig schuttersstukken vervaardigd. Rond 1630 besloten de kloveniers hun verenigingsgebouw, de Kloveniersdoelen, te vervangen door een indrukwekkend nieuw gebouw. Aan bekende Amsterdamse schilders, waaronder Rembrandt en zijn leerlingen Govert Flinck en Jacob Backer, werd de opdracht verstrekt om schuttersstukken van de diverse compagnieën te maken. De schilderijen, zes schuttersstukken en een schilderij van het bestuur van de schutterij, waren bedoeld om de feestzaal van de schutters te decoreren. Rembrandt kreeg de opdracht om de compagnie van Frans Banningh Cocq te portretteren. Hij voltooide het schilderij in 1642.
De Nachtwacht?
Het beroemdste schilderij van Rembrandt wordt vanaf de negentiende eeuw
De Nachtwacht genoemd. Het is echter geen nachtelijk tafereel, en evenmin stelt het wachtlopende soldaten voor. De schaduw van de hand van kapitein Banning Coq is duidelijk te zien op het elegante, met borduursels afgezette uniform van de luitenant. Hieruit blijkt uit welke hoek het licht invalt. Het tafereel speelt zich dus overdag af. De compagnie op het schilderij verkeert in schijnbare duisternis. Die duisternis is niet alleen het gevolg van in de loop der jaren vuil geworden vernis op het schilderij. De duisternis wordt vooral veroorzaakt door Rembrandts schildertechniek. Hij bracht scherpe contrasten tussen licht en donker aan, om bepaalde handelingen te accentueren. Een aantal schutters is daarom niet goed zichtbaar. Het schilderij, dat traditioneel
De Nachtwacht wordt genoemd, heette oorspronkelijk
Het korporaalschap van kapitein Frans Banningh Cocq en luitenant Willem van Ruytenbergh.
De afmetingen van De Nachtwacht
De Nachtwacht meet nu 363 X 437 cm. Dat zijn niet de originele afmetingen van het schilderij. In 1715 werd het schilderij verplaatst naar de raadkamer van het indrukwekkende stadhuis op de Dam, het huidige Paleis op de Dam. Het schilderij, met de afmetingen van circa 393 X 515, cm, bleek niet de passen op de vooraf bepaalde wand. Men besloot om het schilderij te verkleinen. Er werden stukken van het doek afgesneden. Aan de linkerkant van het schilderij werd het grootste stuk afgesneden. Zeker twee schutters waren plotseling van het schilderij verdwenen. Gelukkig weten we wel hoe het oorspronkelijke schilderij er voor de drieste ingreep heeft uitgezien. Kapitein Frans Banningh Cocq gaf in 1655 de schilder Gerrit Ludens de opdracht om een kleine kopie, met de afmetingen 65,5 X 85,5 cm, van het oorspronkelijke schilderij te maken. Dit schilderij bevindt zich nu in het Rijksmuseum. Het hangt in dezelfde zaal als
De Nachtwacht, zodat bezoekers beide schilderijen met elkaar kunnen vergelijken.
De opbrengst van de Nachtwacht
Bij schuttersportretten was het gebruikelijk dat de op het schilderij afgebeelde schutters ieder een bepaald bedrag aan de schilder betaalde. De hoogte van het bedrag was afhankelijk van hun plaats op het schilderij, dus schutters op de achtergrond betaalden minder. Uit diverse bronnen blijkt dat 16 schutters betaald hebben om op het schilderij afgebeeld te worden. De schilder ontving 1600 gulden. Een enkeling hoefde niet te betalen. Zo werd onder andere de op het schilderij afgebeelde trommelaar, ter verlevendiging van het tafereel, door Rembrandt toegevoegd. Waarschijnlijk hebben de op
De Nachtwacht prominent aanwezige beide officieren, kapitein Frans Banningh Cocq en luitenant Willem van Ruytenbergh, apart betaald. Het betaalde bedrag is echter onbekend. In een boog op de achtergrond zijn op een schild de namen vermeld van degenen die voor hun plaats op het schilderij betaald hebben.
De Nachtwacht wijkt af van andere schuttersstukken
De compositie van
De Nachtwacht wijkt af van andere schuttersstukken. Op schuttersstukken zien we doorgaans een 'rij' schutters. Niet zelden nemen ze deel aan een feestelijke maaltijd. Ze knikken of praten met elkaar. Hun gezichten zijn meestal goed herkenbaar. Het geheel maakt een geposeerde, stijve indruk.
Rembrandt besloot om van zijn schuttersstuk een dynamisch schouwspel te maken. De (gelijkende) afbeelding van de schutters was voor hem ondergeschikt aan de handeling. Op
De Nachtwacht zien we geen rij figuren die parallel over het schildersvlak zijn verdeeld, zoals op het traditionele schuttersstuk, maar een 'beweging' van achteren naar voren. De achterste schutters lijken zich, komende uit de toegangsdeur tot hun schuttersgebouw, naar voren te begeven om hun posities in te nemen.
Dit schuttersstuk bruist van leven: een roffelende trommel, een blaffende hond, geheven banieren en lansen, opgewonden kinderen die tussen de schutters rondrennen. Rembrandt wist door contrasten tussen licht en donker, contrasten tussen glanzende en doffe kleding, door een grote variatie in gezichtsuitdrukkingen, houdingen en gebaren een sfeer van opwinding te creëren.
De afbeelding
De nachtwacht (1642) /
Bron: Rembrandt, Wikimedia Commons (Publiek domein)Op het schilderij staat Frans Banningh Cocq op een prominente plaats. Hij lijkt bijna uit het schilderij te stappen. De kapitein is gekleed in deftig zwart, met een opvallende rode sjerp. Kleding, commandostaf, houding en handschoen maken duidelijk dat hij de bevelvoerende officier is. Zijn luitenant, Willem van Ruytenbergh, onderscheidt zich door zijn citroengele kleding en Franse laarzen. In zijn hand houdt hij een partizaan (een soort lans), een wapen dat alleen door officieren werd gebruikt.
Duidelijk zichtbaar is dat kapitein Frans Banningh Cocq iets zegt tegen zijn luitenant. Waarschijnlijk geeft hij hem de opdracht om het commando voor vertrek te geven. De compagnie lijkt in ieder geval op het punt te staan om af te marcheren. Alvorens te vertrekken moet er echter nog van alles gebeuren. Diverse schutters maken zich klaar voor vertrek. De man in het rood stampt zijn musket alvast aan. Een achter de luitenant staande schutter blaast het kruit van zijn geweer. Ook tal van andere activiteiten zijn duidelijk zichtbaar: lansen worden geheven, een tamboer slaat op zijn trom, de vaandrig heft het vaandel, een meisje loopt tussen de schutters door en een hond blaft. Door dit alles maakt het schilderij een levendige indruk. De opwinding wordt nog versterkt door de contrasten tussen licht en donker, en door de houdingen, gelaatsuitdrukkingen en gebaren van de schutters.
De symboliek
Het schilderij bevat diverse verwijzingen naar de stad Amsterdam. Zo is kapitein Frans Banning Cocq gekleed in de kleuren van de stad Amsterdam, zwart en rood. De schaduw van zijn uitgestoken hand valt over de geborduurde rand van de jas van de luitenant. Op die plaats zijn drie geborduurde Andreaskruizen zichtbaar, het wapen van de stad Amsterdam. Ook de lansdragers rechts vormen met hun lansen een Andreaskruis.
Er valt licht op het prachtig geklede jonge meisje. Waarschijnlijk is ze een marketenster, een meisje dat de schutters van voedsel voorzag. Aan haar riem draagt ze een dode vogel. De klauwen van de vogel zijn een symbolische verwijzing naar de kloveniers, die ook wel 'klauweniers' werden genoemd. Ook houdt het meisje de drinkhoorn van het schuttersgilde in haar hand.
De waardering voor de Nachtwacht
De legende wil dat de Nachtwacht kort na voltooiing een storm van protest veroorzaakte. Dat is echter onjuist. Frans Banningh Cocq vond het schilderij zo goed dat hij een kopie van het schilderij liet vervaardigen. Bovendien bevatten archiefstukken over het schilderij nauwelijks kritische opmerkingen over het schilderij. Samuel van Hoogstraten, een kunsttheoreticus die een belangrijk boek schreef over de schilderkunst in de zeventiende eeuw, schreef over de Nachtwacht ''dat het schilderij, hoewel er nog vele punten van kritiek mogelijk zijn, naar mijn mening alle andere werken van dat type zal overleven, omdat het zo grafisch van opbouw is, zo artistiek van compositie, en zo krachtig dat na een blik op dit werk alle andere schuttersstukken speelkaarten lijken. Hoewel ik gewild had dat hij wat meer licht in het schilderij gebruikt had."
Beproevingen die de Nachtwacht heeft doorstaan
Het schilderij hing tot 1715 in de Kloveniersdoelen. In 1715 werd het schilderij verplaatst naar het stadhuis op de Dam, het huidige Paleis op de Dam. Daar werd het, zoals reeds vermeld, op maat gesneden. De Nachtwacht verhuisde in 1817 naar het Rijksmuseum, toen nog gevestigd in het Trippenhuis. In 1885 verhuisde het schilderij naar de nieuwbouw van het Rijksmuseum. De oorlogsdreiging in 1939 bleef niet zonder gevolgen. Het schilderij werd uit zijn lijst gehaald, en opgeslagen in het verstrekte kasteel Radboud in Medemblik. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen werd het schilderij in diepe gewelven onder de duinen van de Noordzeekust verborgen. De duinen begonnen echter te verzakken, wat een nieuwe verplaatsing noodzakelijk maakte. Het schilderij verbleef meer dan drie jaar in een bomvrije kluis, in de grotten onder de Sint Pietersberg nabij Maastricht.
Ook na de oorlog was het schilderij nog niet 'veilig'. Een verwarde man, die dacht dat de in het zwart geklede kapitein de duivel was, sneed met een vleesmes grote flarden uit zijn jas. Een team van deskundigen had acht maanden nodig om het schilderij te herstellen. Enkele jaren later bewerkte een gestoorde man het schilderij met zuur. Toegesnelde bewakers wisten een ernstige beschadiging te voorkomen, door water op het schilderij te gooien. Het zuur tastte alleen de vernislaag aan.
De Nachtwacht heeft het allemaal overleefd. Hij hangt weer op een prachtige plaats in het vernieuwde Rijksmuseum. Velen genieten ieder jaar van het beroemdste schilderij dat ons land rijk is.
Lees verder