Wat aan Westerbork vooraf ging: de anti-Joodse maatregelen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn meer dan 100.000 Joden uit Nederland weggevoerd om nooit meer terug te keren. Het oppakken van de Joden begon echter niet zomaar, er ging een lange periode aan vooraf, waarin de mogelijkheden van de Joden in de toenemende mate werden ingeperkt. De anti-Joodse maatregelen werden op dusdanige wijze ingevoerd dat men telkens kon blijven denken ‘als het hier maar bij blijft, dan valt er nog mee te leven’.
Op de dag dat het Duitse leger Nederland binnenviel, telde ons land 140.000 Joden, die na een lange periode van assimilatie hun plek hadden gevonden binnen de Nederlandse samenleving. Na het begin van de bezetting werd dit proces stapsgewijs weer teruggedraaid.
Eerste bezettingsmaanden
In de zomer van 1940 leek het voor de Joden allemaal nog mee te vallen. De nazi’s hadden zich in Nederland geïnstalleerd en schenen zich van de Joodse gemeenschap weinig aan te trekken. De Neurenberger Rassenwetten, het vernielen van Joodse winkels en het verbranden van synagogen, allemaal zaken waar de Joden in Duitsland mee te maken hadden gehad, leken heel even aan de Nederlandse Joden voorbij te gaan. Naar het scheen waren de nazi’s er op gericht om de verhouding met de Nederlanders niet voortijdig op de spits te drijven.
In het najaar van 1940 volgden echter de eerste anti-Joodse maatregelen, die in beginsel de aard leken te hebben van pesterijen. Zo moesten Joden geweerd worden uit de luchtbescherming en Joodse bedrijven moesten gemeld worden, regels die de meeste Joden nog niet belemmerden in hun doen en laten. Een andere regel uit deze periode, het verbod op ritueel slachten, zal bij orthodoxe gezinnen echter hard zijn aangekomen.
De toon wordt harder
De toenemende stroom aan anti-Joodse maatregelen en de daarmee gepaard gaande pesterijen van jeugdgroepen van de NSB zorgden in het vroege voorjaar van 1941 voor spanningen in Amsterdam, met als voorlopig hoogtepunt de arrestatie van de eerste groep van 250 jonge Joodse mannen. Als reactie op deze razzia vond de Februaristaking plaats: een collectief en uniek protest tegen de Jodenvervolging. Voor de Joodse mannen haalde het echter niets uit, zij werden via kamp Schoorl naar Buchenwald en later naar Mauthausen gedeporteerd.
Waar in de grote steden de spanning opliep, bleef het in de kleine gemeenschappen voorlopig rustig. Hoewel de anti-Joodse maatregelen ook daar onverminderd golden, waren ze op het dorpsleven minder of nauwelijks van toepassing. Hoewel de Joden al in de zomer van 1941 een stempel met de ‘J’ in hun persoonsbewijs hadden moeten laten zetten, niet meer in zwembaden of op sportvelden mochten komen, werd de situatie voor velen pas echt bedreigend toen op 29 april 1942 het dragen van de gele davidster werd verplicht. In het vervolg was in één oogopslag duidelijk wie Joods was en wie niet. De ster niet dragen was geen optie, je stond als Jood geregistreerd, de ‘J’ stond in je persoonsbewijs en iedere kwaadwillende kon je aangeven.
Concentratie en deportatie
Nu de Joden in Nederland haast niets meer mochten én als groep duidelijk herkenbaar waren, raakten ze geïsoleerd, sinds 6 juli 1942 was het Joden zelfs verboden om nog langer bij niet-Joden op bezoek te gaan. De volgende stap was het concentreren van de Joden. In de zomer van 1942 werd daarmee begonnen, al hadden er toen al verschillende razzia’s plaatsgevonden en waren vele Joodse mannen inmiddels naar werkkampen in Noord- en Oost-Nederland gestuurd.
In beginsel kregen met name jonge mannen en vrouwen een oproep thuisgestuurd om zich te melden voor tewerkstelling in Duitsland. Uit angst de familie in gevaar te brengen meldden velen zich op een voorgeschreven locatie om vervolgens naar kamp Westerbork gedeporteerd te worden. Vanaf de herfst van 1942 werden mensen niet langer opgeroepen, maar zonder pardon van huis gehaald.
Kamp Westerbork was geen kamp waar mensen lang verbleven, uitzonderingen daargelaten. Eenmaal daar aangekomen werden de gevangenen bij voorkeur zo snel mogelijk doorgestuurd naar de vernietigingskampen. Van de 107.000 mensen die in kamp Westerbork gezeten hebben zouden niet meer dan 5.000 de oorlog overleven.
Lees verder