Schrijvers 20e eeuw: Willem Frederik Hermans - romans
Willem Frederik Hermans (1921-1995) wordt beschouwd als een van onze grootste romanschrijvers. Zijn eerste roman 'Conserve' uit 1947 werd niet opgemerkt. Zijn latere romans werden wel opgemerkt door de literaire critici. In zijn romans proberen de hoofdpersonen zich waar te maken door een bepaalde prestatie te leveren. Hermans was van mening dat het leven zinloos was. Zijn hoofdpersonen bereiken, ondanks al hun inspanningen, hun doel doorgaans niet. Hun streven om hun leven zin te geven mislukt jammerlijk. De bekendste romans van Hermans zijn De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen. In deze romans staat de mislukking centraal.
Jeugdjaren van Willem Frederik Hermans
W. F. (Willem Frederik) Hermans werd op 1 september 1921 geboren in Amsterdam. Het was een onderwijzersgezin. Hij had een sombere jeugd in de schaduw van zijn drie jaar oudere zuster, met wie hij slecht kon opschieten. Zij was op school een ijverige leerling, en ze werd hem vaak als voorbeeld gesteld. Het was een jeugd waarin, zoals hij later zou schrijven in zijn
Fotobiografie (1969), 'thuis zelden iets prettigs gebeurde, maar aan de andere kant ook nooit ongelukken gebeurden'. Op 14 mei 1940, de dag voor de Nederlandse capitulatie, werd echter duidelijk dat ook in hun gezin een vreselijk ongeluk kon gebeuren. De zus van Hermans die in het geheim een verhouding had gehad met haar getrouwde neef, pleegde samen met hem zelfmoord.
Opleiding en carrière
Evenals zijn zus bezocht Hermans het Barlaeusgymnasium. Op aanraden van zijn vader ging hij in 1940 sociografie studeren aan de universiteit van Amsterdam. Een jaar later besloot hij om te kiezen voor de meer exacte studie sociale geografie. In 1943 deed hij zijn kandidaats. Door de oorlog kon hij pas in 1950 afstuderen. Hij promoveerde in 1955 op de resultaten van bodemonderzoek in Luxemburg. Van 1957 tot 1973 was hij lector aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na een conflict nam hij in 1973 ontslag. Hij vestigde zich met zijn vrouw en zoon in Parijs.
Kritiek op de universiteit
In zijn boeken
Onder professoren (1975) en
Uit talloos veel miljoenen (1981) drijft hij de spot met het universitaire milieu. Toen hij werkte bij de universiteit van Groningen, door hem de dorpsuniversiteit van Paterswolde genoemd, ergerde hij zich aan de bureaucratische rompslomp binnen de universiteit, met programma's, verkenningen en discussienota's. Bovendien was hij teleurgesteld door de sfeer van nivellering bij het universitaire onderwijs.
Kritische houding tegenover de Nederlandse literatuur
Hermans bekritiseerde ook het literaire establishment, door hem 'mandarijnen' genoemd. Als principieel tegenstander van literaire prijzen weigerde hij onder andere in 1957 de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945, en in 1972 de P. C. Hooft-prijs. In 1977 aanvaardde hij wel de Grote Prijs der Nederlandse Letteren, uit handen van koning Boudewijn in Brussel. In zijn
Mandarijnen op zwavelzuur (1964) velde hij over veel van zijn collega-schrijvers een vernietigend oordeel. Zo noemde hij de criticus H. A. Gomperts de echoput van Ter Braak en Du Perron, en werd het werk van Adriaan van Veen door hem genadeloos ontleed.
Thematiek in het werk van Willem Frederik Hermans
Hermans is een schrijver zonder illusies. Een belangrijk thema in zijn werk is zijn opvatting dat het leven op geen enkele manier zinvol is. De personages in zijn romans en verhalen proberen een zekere ordening in de wereld aan te brengen. Steeds weer blijkt echter dat ze doelen nastreven die ze niet kunnen bereiken. Ze slagen er niet in om zich waar te maken door het leveren van een unieke prestatie. Het leven blijkt door toevalligheden te worden beheerst. De personages in de romans van Hermans gaan ten onder in een wereld waarin natuurkrachten (machtsdrift, agressiviteit) het winnen.
De oorlog speelt voor Hermans een belangrijke rol. In een oorlog wordt immers de werkelijke stand van zaken blootgelegd; onder de schijnbaar ordelijke maatschappij heerst chaos. De personages in zijn in de Tweede Wereldoorlog spelende romans staan volledig geïsoleerd in een wereld waarin ze niemand kunnen vertrouwen. Tevergeefs proberen ze hun leven zin te geven door hun illegale strijd tegen de Duitsers.
De romans van Willem Frederik Hermans
Literair debuut
Zijn literair debuut maakte hij in 1944 met de dichtbundel
Kussen in een rag van woorden.
Conserve, zijn eerste in de oorlog geschreven roman, werd bij het verschijnen in 1947 nauwelijks door de critici opgemerkt.
De tranen der accacia's
De oorlogsroman
De tranen der accacia's (1949) werd wel door de critici opgemerkt. De hoofdpersoon in deze roman, de jonge Arthur Muttah, slaagt er niet in om een weg te vinden in de zinloosheid van de werkelijkheid. Hij vindt die weg ook niet in het verzet. Arthur komt tot het besef dat velen zich aan regels vastklampen, om naar niet de zinloosheid van hun bestaan te hoeven inzien.
Arthur Muttah is teleurgesteld in zijn vriend Askar Ossegal, als blijkt dat deze hem niet in vertrouwen heeft genomen bij zijn verzetswerk. Na diens arrestatie begint Arthur een verhouding met zijn vrouw Andrea, een verhouding die eindigt als Oskar terugkeert uit gevangenschap. Oskar gaat terug nar de woning waar hij samen met zijn grootmoeder en zijn halfzuster Carola woont. Kort na de bevrijding vermoordt hij Ernst, de Duitse vriend van Carola. Hij besluit te vertrekken naar Brussel, waar zijn vader woont met zijn vrouw Alice. Er ontstaat een innige vriendschap tussen Oskar en Alice, die eindigt als de ernstig zieke Alice overlijdt. Op haar sterfbed liggen takken van accacia's. Oskar zoekt troost bij een prostituee.
Het behouden huis
De novelle
Het behouden huis (1951) is een prachtige illustratie van de opvatting van de schrijver dat een oorlog de werkelijke stand van zaken blootlegt. In deze novelle vecht de Nederlandse ik-persoon samen met de partizanen tegen de Duitsers. Hij komt terecht in een door de Duitsers verlaten stadje. Daar neemt hij zijn intrek in een onbeschadigde villa: een behouden huis. Hij leeft daar alsof er helemaal geen oorlog meer is. Zijn comfortabele leven blijkt gebaseerd te zijn op schijn. De schijnvrede wordt verstoord door de het stadje weer binnentrekkende Duitse soldaten. De ik-persoon vernietigt de villa, die geen behouden huis bleek te zijn, met een granaat.
De donkere kamer van Damocles
De in 1958 verschenen roman
De donkere kamer van Damocles wordt algemeen beschouwd als een meesterwerk. In deze roman probeert de hoofdpersoon, de sigarenwinkelier Henri Osewoudt, zijn dromen waar te maken. Hij denkt door de illegale strijd tegen de Duitsers zin aan zijn leven te kunnen geven. Het verhaal kan gelezen worden als zowel een spannend verzetsverhaal, als een psychologisch verhaal over het identiteitsprobleem en als een filosofisch verhaal, met als thema de onkenbaarheid van de mens en zijn leven.
De sigarenwinkelier Henri Osewoudt ontmoet op 10 mei 1940 luitenant Dorbeck, die erg (als twee druppels water) op hem lijkt. Geïnspireerd door Dorbeck stort hij zich in het verzet. Het geeft hem zelfvertrouwen. Hij schiet landverraders neer, maakt een kind bij een ondergedoken Joods meisje, en hij wordt overal gezocht door de Duitsers. Hij wordt gevangengenomen en weer bevrijd. Aan het einde van de oorlog weet hij het inmiddels bevrijde zuiden van Nederland te bereiken. Daar wordt hij in de gevangenis gezet, omdat men hem verdenkt van medewerking met de Duitsers. Hij slaagt er niet in om te bewijzen dat hij in opdracht van Dorbeck aan het verzetswerk heeft deelgenomen. Als Osewoudt vlucht wordt hij door een Nederlandse soldaat neergeschoten.
Nooit meer slapen
Ook de roman
Nooit meer slapen uit 1965 wordt beschouwd als een meesterwerk. Deze roman kan ook op drie manieren worden gelezen: als een verslag van een geologisch onderzoek, als psychologisch verhaal van een ambitie en als een filosofisch verhaal over een speurtocht naar meteorieten, die de hoofdpersoon doet beseffen dat hij geen inzicht heeft in de onbegrijpelijkheid van het leven.
In deze roman staat de mislukking centraal. De 25-jarige Alfred Issendorf, een jonge doctorandus in de geologie, slaagt er tijdens een expeditie in Noorwegen niet in om de meteorieten te vinden die de juistheid van zijn theorie moeten bewijzen. Hij slaagt er ook niet in om zich te ontworstelen aan de druk van zijn familie. Hij is namelijk, hoewel hij liever fluitist was geworden, geologie gaan studeren om het werk van zijn gestorven vader te kunnen voortzetten. Teleurgesteld keert Alfred naar huis terug. Daar krijgt hij van zijn moeder twee manchetknopen. Ze zijn gemaakt uit een in tweeën gespleten meteoriet die Alfreds vader destijds voor hem had gekocht. Helaas valt er met deze manchetknopen wetenschappelijk niets te beginnen.
Onder professoren
De roman
Onder professoren (1975) speelt in het academisch milieu. Deze roman kenmerkt zich door een satirische benadering van de mens en zijn leven. In deze roman drijft Hermans, die in 1973 ontslag had genomen als lector aan de Rijksuniversiteit Groningen, teleurgesteld als hij was door de nivellering in het academisch onderwijs, de spot met het academische milieu.
De hoofdpersoon in het boek, professor doctor Rufus Dingelam, wordt de Nobelprijs voor Scheikunde toegekend. Hij beleeft er echter weinig plezier aan. Per vergissing wordt bij het bericht in de krant het portret van zijn grootste vijand op de universiteit afgedrukt. Bovendien zijn ook de studenten weinig onder de indruk van zijn kwaliteiten. Hij ontdekt dat zijn laboratorium door protesterende studenten is bezet. Op weg naar de aula, waar hij gehuldigd zou worden, blijkt daar een rookbom te zijn ontploft. Alle aanwezigen vluchten in paniek. Ze dringen Dingelam opzij. Als hij ten slotte in de aula arriveert, met een gescheurde toga en beroete handen, is deze door iedereen verlaten. Het wordt duidelijk dat de collega's van Dingelam hem zijn onderscheiding nauwelijks gunnen.
De heilige van de horlogerie
In de roman
De heilige van de horlogerie (1987) heeft de hoofdpersoon, de filosoof Constantin Breughel, tot taak een collectie van 1473 klokken en pendules op te winden en gelijk te zetten. Die klokken en pendules bevinden zich in 297 zalen van een Frans kasteel. Constantin vervult zijn zinloze taak met veel plichtbesef. De aantrekkelijke Louise, werkzaam bij een van de gemeentediensten die in het kasteel zijn ondergebracht, brengt hem in bekoring. Ze lijkt sprekend op Louise Brooks, een filmster uit de jaren dertig waar Constantin al sinds zijn jongensjaren verliefd op is.
Overvloedige regenval die voor watersnood zorgt, zet het leven van Constantin op zijn kop. De door de watersnood gedupeerde bewoners uit de nieuwe wijk van het stadje leggen beslag op het paleis. Ze plunderen de klokkenverzameling. Ook ontmantelen ze de reusachtige klok op de bovenste verdieping. Het bestaan van Constantin stort in: zijn baantje is hij kwijt en ook naar Louise kan hij fluiten. Hij besluit om zich neer te leggen bij de situatie, en om in Parijs op zoek te gaan naar een prostituee die op Louise Brooks lijkt. Daarmee is zijn ontluistering compleet. Van zijn 'heiligheid' is niets meer over.
Au pair
In de satirische roman
Au pair uit 1992 worden de avonturen beschreven van het Nederlandse meisje Pauline, dat in Parijs bij een geheimzinnige, steenrijke familie als au pair gaat werken. De schrijver treedt in deze roman op als iemand die het goed meent met Pauline, maar die de loop van de gebeurtenissen ook niet in de hand heeft.
Lees verder