Sumerië in oude tijden
Het is aan het niet-semitische donkerharige volk van Sumerië, hoogstwaarschijnlijk vanuit Centraal Azië in 3500 v.Chr. via Perzië in het zuiden van Mesopotamië beland, waaraan de Griekse beschaving zijn oorsprong heeft ontleend. De Sumerische taal heeft geen verwantschap met de andere talen, behoudens het vroeg Chinees wat dezelfde pictogrammen en meervoud heeft met dezelfde fonetische klanken. Assyrië daarentegen beschikte over een spijkerschrift van bijna 600 tekens, waarbij elk teken vele betekenissen kan hebben. De Sumeriërs kenden het 60 tallenstelsel en het patriarchale erfrecht. Vrouwen droegen, behoudens bij het huwelijk, in dit land geen sluier.
Algemeen
De Sumeriërs bewoonden land van een door slibvorming geologisch bezien jonge formatie omdat vroeger de kustlijn 350 kilometer meer landinwaarts lag. Sumerië stond voor de meest ontwikkelde en stabiele gynaecocratie en werd ontwikkeld uit een zuiver matriarchale vorm tot een bijna evenwicht tussen de geslachten. Daarbij waren de mannen grotendeels gelijkberechtigd. Zelf noemden ze hun land Kingu/Kengir/Kenga. Volgens de joodse traditie behoorden de Hebreeën tot de vroege kolonisten van de vlakte van Sinear (Sumerië). In de periode van 2600-2400 v.Chr. had geen van de Sumerische staten een monopolie over de andere steden in de regio. Adoptie van vooral kinderen vond op grote schaal plaats vanwege de oudedagsvoorziening. Teneinde belangrijke beslissingen te kunnen nemen was er het schouwen van de lever van een jong schaap in zwang.
Naamgeving en infrastructuur van Sumerië
De Sumeriërs werden zo genoemd door hun buren, de Akkadiërs. In dit verband staat soe voor vuur en mer voor land. In de stad Eridu werd het eerste koningschap na de zondvloed gevestigd, waarbij Zioesoedra werd gered van deze vloed. De namen van de rivieren de Eufraat (Idiglat) en Tigris (Baranun) en de namen van de steden Eridu, Ur, Lagash, Nippur en Kisj dateren van vóór deze tijd. Du is in dit kader de Arabische naam voor Heer. Genoemde rivieren stroomden na de zaaitijd over in plaats van ervoor zoals bij de Nijl in Egypte het geval was. Een en ander werd veroorzaakt door de voorjaarsregens in Anatolia tezamen met de smeltende sneeuw. Het waterpeil van de Eufraat was lager dan dat van de Tigris (ook Aranzakh of Dicle) genoemd, daardoor was het in verhouding eenvoudig verbindingskanalen te maken. Daarentegen was de Tigris niet of nauwelijks bevaarbaar en was dit wel mogelijk dan nog alleen in bepaalde jaargetijden. Beide rivieren stroomden vroeger in zee uit. De Godheden Anoe, Antu, Enlil, Ea en Isjtar droegen Sumerische namen.
Economie
Carneool, een donkerblauwe steen, was net als goud en zilver in tel bij de diverse koningen. Het werd gedolven in de lazuursteen mijnen van het afgelegen Afghanistan. Gerst was het voornaamste verbouwde gewas, omdat tarwe minder goed bestand was tegen droogte en verzilting van de grond. Daarnaast werden er geiten en schapen gehouden. Lipit-Isjtar was in 2500 v.Chr. de heerser van de stad Isin en vaardigde 38 wetten uit in het kader van grondbezit. Eens in de zoveel tijd schold de koning alle commerciële schulden kwijt (jubeljaar), opdat mensen die zich als slaven verhuurd hadden om hun schulden te kunnen voldoen naar hun gezin konden terugkeren. Vele documenten uit Sjuruppak (Fara) tonen aan dat huizen en/of landbouwgronden het eigendom waren van particulieren.
Enige begrippen: din =wet, moelk = viziers, daula =rijk, nauroez = nieuwjaarsdag en oer = water (ook in het Baskisch).
Godendom
De Sumeriërs vereerden aanvankelijk hun goden op de bergtoppen. Hun Hoofdgod was de afstandelijke god An (Anoe), waarbij Anu de Semitische naam is. Omstreeks 3000 v.Chr. waren het echter de Godinnen die alle aspecten van het bestaan regelden. Moeder- en geboortegodinnen waren Ninhursag, Nintu en Gatumdag. De Godin van de dood was Ereskigal, van de schrijfkunst Nisaba en van het graan Ninsud. Verder was Gula de Godin van de geneeskunde en Ninsun de godin van het vee. Daarnaast waren er drie mannelijke hemelgoden: Hemel, Maan en Zon, waarvan Apsu en Tiamat de hemelgoden waren. Verder identificeerden de Sumeriërs de zon met de dood en ze vereerden deswege Nergal in een tempel te Cuthah. Vóór 2000 v.Chr. was Tiamat overigens onbekend bij de Sumeriërs. Ook Enki was een voorname God, die Heer was wat beneden is. Onder water was dit de God Ea, die verbonden was met een zondvloed. El was een God van het heidense Pantheon en gehuwd met Ashera Godin van de zee. Diens zoon was Baäl en zijn zuster en dochter was Anath. Het eerste kind bij de heidenen werd beschouwd als een nakomeling van God en werd derhalve aan El geofferd teneinde diens energie aan te vullen. Agressieve volkeren wensten zich een agressieve God.
Iedere stad had aanvankelijk zijn eigen pantheon. Uiteindelijk bleven er door assimilatie slechts acht goden over, die overal in Mesopotamië erkend werden.
Godenverering in de Sumerische steden
De stad Nippur gold in het algemeen als de stad van de Opperheer en was dan ook het geestelijk centrum. De stad Sippar vereerde de god Shamasj en de godin Aja. De aanbidding van de god Sud scheen met de ondergang van de stad Sjuruppak beëindigd te zijn.
Lamasthu: was een Godin met een leeuwenhoofd, droeg tweehoofdige slangen en stond bekend om het drinken van bloed. (zie Lilith bij de Hebreeërs). De Godin Sul (Sele) werd vereerd op de heuvels boven de bronnen (Silbury//). Dumuzi - Adonis - Tammuz waren vegetatiegoden en hadden een connectie met het dodenrijk. Enlil was naast de God van de bewoonde aarde ook de stormgod van Nippur en gehuwd met Ninlil. Hun dochter was Ningal en diens dochter Inanna. De meeste tempels waren wat hun inkomsten betreft afhankelijk van vrijwillige of verplichte donaties van gelovigen. Er zijn eenvoudige tempels gevonden van zo'n vijf meter lang, die dateren van de vóór-Sumerische tijd.
Overgang naar het patriarchale tijdperk
Een millennium later waren de machtsverhoudingen drastisch veranderd, vele Godinnen waren opeens Goden geworden. Zo was bijvoorbeeld Nabu voortaan de God van de schrijfkunst als vervanger van de Godin Nisaba. De enige prominente Godinnen in dit tijdvak waren de moedergodin Ninhursag, die later terug trad ten gunste van Isjtar en Gula. Een en ander was een weerspiegeling van de veranderde relatie tussen vrouw en man. Het paradijs had als naam Dilmun (Bahrein), alwaar Enki en Ninhursag vertoefden en Enki (stadsgod van Eridu) verboden vruchten nuttigde. Een alternatief voor het paradijs is de vlakte van Edin gelegen tussen de steden Kisj en Nippur.
Getallen waarde van Goden | Getallen waarde van diens echtgenote |
60 | Anu | 55 | Antoe |
50 | Enlil/ Ninurta | 45 | Ninlil |
40 | Ea/ Enki | 35 | Ninki |
30 | Nanna/ Sin | 25 | Ningal |
20 | Oetoe/Shamasj | 15 | Inanna/ Isjtar |
10 | Isjkoer/ Adad | 5 | Ninhoersag |
Nin houdt in dat het vrouw betreft, zie de naam Ninurta in dit verband. Wellicht is hier de macht van de vrouw overgegaan op die van de man. De God van de oorlog Ninurta (Nimrod/Nimrud) was ooit een Hoofdgod, in een latere fase door Marduk opgevolgd.
Lees verder