Prins Hendrik, echtgenoot van Koningin Wilhelmina
Hendrik, Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg (1876 – 1934), was de echtgenoot van Wilhelmina, Koningin der Nederlanden (1880-1962). Het huwelijk bracht hem in een moeilijke positie. Hij had weinig om handen en bovendien werd hij door zijn dominante echtgenoot angstvallig buiten alle staatszaken gehouden. Ook pasten de twee qua karakter en belangstellingswereld helemaal niet bij elkaar. Zoals duidelijk wordt uit de bekende autobiografie van Wilhelmina ‘Eenzaam maar niet alleen’, heeft ze later veel waardering gekregen voor de manier waarop Hendrik in het leven stond (waarbij blijkbaar zijn beruchte buitenechtelijke escapades en ander laakbaar gedrag geen rol meer speelden).
Hoofdstukken
Toekomst van de Oranje-dynastie
Toen
Wilhelmina in 1898 Koningin der Nederlanden werd, was de toekomst van de Oranje-dynastie als regerend vorstenhuis in Nederland nog allerminst veilig gesteld. De
basis voor die voortzetting was immers uiterst smal. Een huwelijk van Wilhelmina en daarmee de geboorte van kinderen zou een aanmerkelijke versterking van de positie van het vorstenhuis betekenen.
Zoals bekend mag worden verondersteld was de Koningin-moeder,
Emma van Waldeck-Pyrmont, iemand die - net als de invloedrijke
Prins Frederik der Nederlanden én Wilhelmina's oom Prins Hendrik - zeer begaan was met het veiligstellen van de positie van het Nederlandse vorstenhuis (en daarmee van de toekomst van haar enige dochter). We mogen dan ook aannemen dat het Emma was die nauwlettend toezag op het realiseren van een goed, gepast huwelijk van haar dochter. Een huwelijk met een Duitse prins was vanwege de vele connecties van het huis Van Oranje-Nassau met de Duitse vorstenhuizen en ook vanwege de positie van Nederland in het internationale bestel eind 19e eeuw, het meest voor de hand liggend.
Heinrich, Herzog zu Mecklenburg
Wilhelmina vertelt in haar autobiografie
Eenzaam maar niet alleen hoe zij en haar moeder Emma, in 1900, na familiebezoek aan Arolsen (de residentie van het vorstendom Waldeck-Pyrmont), doorreisden naar Schwarzburg in Thuringen. Dat had een reden, zo bleek.
Prinses Marie van Schwarzburg-Rudolstadt was namelijk gehuwd met Friedrich Franz II, Hertog van Mecklenburg-Schwerin. Uit dat huwelijk waren onder meer twee zonen geboren die beiden, wat Emma betrof, wel in aanmerking kwamen als toekomstig echtgenoot van haar dochter. Aan welke van de twee Wilhelmina zelf de voorkeur gaf, is niet duidelijk. In ieder geval werd de jongste, Heinrich Wladimir Albrech Ernst (in Nederland spoedig beter bekend als Hendrik), de uitverkorene. En gezien de herinneringen die Wilhelmina later zelf aan die ‘introductietijd’ noteerde, was zij zelf - tóen in ieder geval – ingenomen met het voorgenomen huwelijk.
Hendrik, jeugdjaren en opleiding
Hendrik was opgegroeid op Steinfeld, de residentie aan de oostoever van de Schweriner See in Mecklenburg. Alleen ’s winters verbleef de hertogelijke familie in Schwerin. Hendrik was volop een buitenman. Hij verbleef het liefst in de natuur; paardrijden en de jacht waren zijn passie. Misschien was hij wel het liefst een soort herenboer geworden, maar dat was voor iemand met zijn achtergrond ondenkbaar. Na het gymnasium, in Dresden, werd hij op een militaire school voorbereid op een officiersloopbaan.
Eveneens in het kader van de voorbereiding op het leven dat hij naar verwachting zou gaan leiden, maakte hij als 17-jarige een grote reis naar Griekenland, het Nabije-Oosten en Brits-Indië. Wat betreft de officiersopleiding bracht hij het tot luitenant bij de
Garde Jäger van het Pruisische leger. Maar op eigen verzoek liet hij zich in 1899 op non-actief stellen, om zich zo geheel aan zijn passie, de jacht en alles wat daar bij hoort, te kunnen wijden.
De eerste jaren als Prins der Nederlanden
De wittebroodsweken – door Wilhelmina in
Eenzaam maar niet alleen omschreven als 'een gelukkige en gezellige tijd’ werden doorgebracht op het Loo. Aansluitend werden bezoeken gebracht aan Amsterdam en Schwerin. Bij die laatste gelegenheid bezocht het jonge paar ook de Duitse Keizer en diens vrouw in Potsdam en Berlijn.
Een minpunt voor de Prins was, dat de Nederlandse regering en de Staten-Generaal hem geen vast jaarinkomen uit ’s lands kas wilden toekennen; ook Wilhelmina was daar verbolgen over. In de praktijk betekende die situatie dat Hendrik, die weinig eigen vermogen bezat, nu financieel volstrekt afhankelijk was van zijn vrouw.
Het leek Wilhelmina een goede zaak als haar Prins eigen landbezit had – dan kon hij zich bezighouden met de zaken die hem boeiden: jacht, bosbouw en dergelijke. Ze wilde daartoe het koninklijk domein op de Veluwe met privé aankopen uitbreiden. Maar daar bleken nog al wat haken en ogen aan te zitten. Dus werd in eerste instantie gekozen voor een privébezit voor Hendrik in Mecklenburg; Wilhelmina kocht daar het landgoed Dobbin voor hem. (Later werden trouwens alsnog ook landerijen op de Veluwe aangekocht.) De vakanties bracht het paar sindsdien vaak door op Dobbin.
Miskramen en andere tegenslagen
Wilhelmina (‘het koninginnetje’) was heel geliefd bij haar onderdanen. Met haar echtgenoot ging het allemaal wat minder. De Veluwse boeren mochten hem wel lijden, maar de salons in Den Haag, de hofkringen en de Hollandse elite in ’t algemeen zagen niets in hem; vonden hem ook totaal niet geschikt voor de rol die hij moest vervullen als echtgenoot van een regerend vorstin. Hij was weliswaar vriendelijk en goedhartig, maar ook eenvoudig, uiterst verlegen en vooral weinig ontwikkeld, zeker vergeleken bij zijn goed-opgeleide, pientere echtgenote. Aan het hofprotocol liet hij zich weinig gelegen liggen.
Emma onder andere was al spoedig weinig ingenomen meer met haar schoonzoon. Wilhelmina daarentegen bleef nog steeds heel gelukkig met haar Hendrik. De grootste tegenslag in de beginjaren van het koninklijk huwelijk was het uitblijven van de geboorte van een troonopvolger. Er waren meerdere miskramen, maar het vurig gewenste kind bleef uit. Zowel Wilhelmina als Hendrik leed daaronder. Ook was de koningin in die jaren enige malen ernstig ziek.
Het voordeel van een ramp
Ondertussen bleef het een probleem dat Hendrik geen (publieke) functie bekleedde die hem enig aanzien in het koninkrijk kon verschaffen en die hem op z’n minst het gevoel kon geven dat (ook) hij er wat toe deed in het openbare leven. Maar in 1907 kwam er wat dat betreft een kentering, en wel vanwege de ramp met de veerboot 'de Berlin’ bij Hoek van Holland. Bij deze scheepsramp kwamen 128 mensen om het leven.
Prins Hendrik was, toen hij van de ramp vernam, onmiddellijk naar de plaats van het onheil vertrokken en gaf daar blijk van veel betrokkenheid tijdens de reddingswerkzaamheden. Dat werd door het aanwezige publiek, de nabestaanden, de autoriteiten en de verzamelde internationale pers hoog gewaardeerd. Het voorval vormde het begin van Hendriks alom geprezen betrokkenheid bij het reddingswezen. Naderhand benoemde Wilhelmina hem tot voorzitter van het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis – een functie die hij met veel animo tot het eind van zijn leven vervulde. Later werd de Prins ook actief in de Padvinderijbeweging.
Eindelijk een kind
Een ander probleem, dat van het uitblijven van een troonopvolger werd in die tijd ook opgelost. Op 30 april 1909 beviel Wilhelmina van een welgeschapen dochter:
Juliana. Alom in het land, zeker ook bij Wilhelmina, Hendrik en Emma, heerste grote opgetogenheid over de geboorte.
De gezondheid van Hendrik liet ondertussen te wensen over. Zo werd hij regelmatig gekweld door reumatische pijnen. Voor een uitgebreide kuur werd hij 1913 enige malen opgenomen in een privékliniek in Duitsland.
Eerste Wereldoorlog
Volgens Wilhelmina’s biograaf, C. Fasseur, bracht de Eerste Wereldoorlog een verwijdering tussen Hendrik en Wilhelmina te weeg. De zeer plichtsgetrouwe en gewetensvolle koningin werd nu geheel in beslag genomen door haar taken als staatshoofd. En de uitgesproken Duitse Prins Hendrik kwam in een loyaliteitsconflict vanwege zijn diepe verbondenheid met zijn oude vaderland en zijn Duitse familie. Dat leidde tot problemen,onder meer vanwege zijn positie binnen het Nederlandse Rode Kruis;vanwege die positie was hij bijvoorbeeld betrokken bij het vervoer van gewonde (Duitse) krijgsgevangenen over Nederlands grondgebied.
Einde Eerste Wereldoorlog en revoluties in 1918
Met het
einde van de Eerste Wereldoorlog brak er een moeilijke periode aan voor de koninklijke familie. Overal in Europa braken revoluties uit. Keizerrijken (
Duitsland, de Donau-Monarchie en tsaristisch Rusland) kwamen tot een einde en diverse Duitse vorsten verloren hun macht en vaak ook hun bezittingen en/of inkomsten. De Oranjes hadden alle reden om zorg te hebben over hun positie en toekomst in de Nederlanden.
Daarbij trad als extra complicerende factor op dat de Duitse Keizer, enkele familieleden en enige leden van de hofhouding zich op 10 november '18 meldden aan de grens in Limburg -
de keizer verzocht om asiel. Gezien de algehele toestand in Europa zou het niet vreemd geweest zijn - alleen al om problemen met het nieuwe Duitse bewind te voorkomen - dat Nederland hem de toegang zou hebben geweigerd. Maar dat gebeurde niet: hij kon hier terecht; uiteindelijk overleed hij in 1941 in zijn nieuwe onderkomen: Huis Doorn.
Gezien het feit dat Wilhelmina nooit eenmaal bij hem en zijn vrouw op boek is geweest in al die jaren, terwijl ze toch altijd een goede verstandhouding hadden, laat wel zien hoe gevoelig die zaak lag. Hendrik ging wel, al moest hij tot 1927 wachten, voor hij daarvoor toestemming van Wilhelmina kreeg. Ongetwijfeld heeft Hendrik,wiens familie een vergelijkbaar lot trof in Duitsland als de keizer en die zelf ook financieel verlies leed door de omwenteling, zich beter in de positie van de keizer kunnen verplaatsen.
Nederland
Problematischer voor de koninklijke familie was een
dreigende revolutie in 1918 in eigen land. We doelen hier natuurlijk op de zogenaamde revolutiepoging van de socialistische voorman
P.J. Troelstra. Het liep allemaal goed af - met als apotheose de aanhankelijkheidsmanifestatie op het Malieveld in Den Haag op 18 november '18 - maar het had wel aangetoond dat ook in Nederland de monarchie niet onkwetsbaar was. Hoe het ook zij, voor Wilhelmina betekende de hele affaire een flinke opsteker - die ze wel kon gebruiken na al die jaren van spanning waarbij haar zelfvertrouwen nu niet bepaald groter was geworden.
Hendriks buitenechtelijke escapades
Meer dan ooit was Wilhelmina nu geneigd om geheel op eigen kompas te varen. Ze had haar man altijd al zorgvuldig buiten de staatszaken gehouden en de gang van zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog en het revolutiejaar 1918 had daar geen verandering in gebracht - in tegendeel. Meer dan ooit leefden de Koningin en de Prins hun eigen leven, waarbij de dochter - Hendrik was dol op haar - eigenlijk zo ongeveer het enige was dat hen met elkaar verbond. En Hendrik had nog steeds niet veel om handen...
Het zal mede die situatie geweest zijn die Hendrik aanzette tot de buitenechtelijke relaties die hij aanging (en die hem trouwens ook chantabel maakten - wat ook risico's voor de positie van zijn vrouw en het koningshuis in het algemeen met zich meebracht…)
Er is veel over geschreven, het komt in TV-series en dergelijke natuurlijk prominent aan de orde, dus wij volstaan hier met verwijzing naar internetbronnen waar de nodige informatie over deze aangelegenheden te vinden is (zie hier onder ‘Bronnen’). Wilhelmina zelf verzwijgt de echtelijke problemen in haar
Eenzaam maar niet alleen volledig (net als trouwens de Greet Hofmans-affaire in verband met haar dochter Juliana)
De rol van het christelijk geloof; ‘de grote ommekeer’
Hiervoor schreven wij dat dochter Juliana zo ongeveer het enige was wat Hendrik en Wilhelmina met elkaar verbond. We moeten die uitspraak nu al corrigeren, in die zin, dat er nog iets was dat binding gaf: de belangstelling voor en nauwe betrokkenheid, van beiden, bij het christelijk geloof.
In
Eenzaam maar niet alleen, maakt Wilhelmina gewag van een grote ommekeer in Hendriks geloofsleven. ’t Is opvallend, zeker gezien in het perspectief van wat we hiervoor schreven over handel en wandel van de Prins, hoe positief ze hier over hem schrijft:
“Waar Hendrik ook kwam, is hij in de liefde voor de naaste het voorbeeld van zijn Meester trouw gevolgd. Van zijn prille jeugd af droeg hij zijn medemens een warm hart toe en liet die medemens dit ook blijken. Doch na de grote ommekeer werd het helpen van anderen het dóél van zijn leven. (…) Door Hendrik heen zag ik de liefde van Christus inwerken op mens en maatschappij. In het leven van Juliana en mij werden de rust en de vrede die van Hendrik uitgingen en bovenal de machtige overtuiging waarin hij naast ons stond zo sterk en vast als een rots.”
Sadhu Soendar Singh
Aangezien Wilhelmina schrijft dat ze twaalf jaar de zegen daarvan ondervonden, mogen we aannemen dat de grote ommekeer plm. 1922 plaatsvond. Daarbij kwamen beiden in 1927 bovendien onder de bekoring van de geschriften van ‘de christen-apostel van India’ Sadhu Soendar Singh’, wiens leven, zoals Wilhelmina schrijft, zo geheel in het teken stond van het verlangen Zijn (Christus’) lijden te delen. En: steeds weer legt hij de nadruk op de vrede des harten die alle verstand te boven gaat en dat het bij alles gaat om de levende verhouding van de mens met Christus. Eerst kwam ‘de Waarheid’ tot haar via Hendrik ‘op de voet gevolgd door Sadhu Soendar Singh’. Dit alles bracht ‘een diep verlangen naar de Heilige Geest’ bij haar te weeg.
Overlijden
In maart 1934 overleed Koningin-moeder Emma.
Niet lang daarna kwamen er verontrustende berichten over de gezondheid van Hendrik. Hij had een hartaanval gehad op zijn kantoor bij het Rode Kruis. Koningin Wilhelmina die elders verbleef spoedde zich naar Den Haag. De Prins herstelde nog weer enigszins, maar geheel onverwacht, terwijl zowel Wilhelmina als Juliana niet bij hem was, kreeg hij een hartverlamming. Die overleefde hij niet. Volgens afspraak werd hij in het wit begraven (Hendrik zag, volgens Wilhelmina, het sterven als ‘een ingang naar het Leven’’ ). Ook de begrafenis van Wilhelmina, in 1962, was in het wit.
Lees verder