Schilders 20e eeuw: Wassily Kandinsky, abstracte kunst
De Russische jurist Wassily Kandinsky besloot als dertigjarige om het recht de rug toe te keren. Hij vertrok naar München om er schilderen te leren. Zijn eerste schilderijen waren eenvoudige figuratieve afbeeldingen. Vanaf 1908, toen hij zich vestigde in het bergdorp Murnau, schilderde hij landschappen. Die landschappen werden steeds abstracter. Kandinsky was de eerste kunstenaar die puur abstracte schilderijen vervaardigde. Hij benaderde kunst vooral intellectueel en schreef vele theoretische werken over kunst. Bijzonder was de hevige reactie die kleuren bij Kandinsky opriepen. Hij kon kleuren horen en zien.
Parijs, zijn geliefde geboortestad
De jeugdjaren van Wassily Kandinsky
De Russische schilder Wassily Kandinsky (1866-1944), pionier van het modernisme en schepper van de eerste abstracte schilderijen, werd op 4 december 1866 in Moskou geboren. Moskou was voor Kandinsky een lang gekoesterde droom en een van zijn eerste inspiratiebronnen.
De verhuizing in 1871 naar Odessa, waar zijn vader directeur van een theefabriek werd, verstoorde die droom. Zijn ouders scheidden kort na de verhuizing. Een zeker tante Elisabeth Tisjeeva, die zich na de scheiding over hem ontfermde, las hem Russische en Duitse sprookjes voor. Die sprookjes zouden later een bron zijn van zijn artistieke fantasie. Zijn tante had bij Wassily liefde voor de kunst gewekt.
Van veelbelovende wetenschappelijke carrière naar het onzekere bestaan van een kunstenaar
Wassily Kandinsky koos voor een wetenschappelijke studie rechten en staathuishoudkunde aan de Moskouse universiteit. Hij kon weer in zijn geliefde geboortestad gaan wonen. Het schilderen liet hem echter niet los. In zijn vrije tijd schilderde hij.
Tijdens een onderzoeksopdracht deed hij in 1889 indrukken op van de Russische boerencultuur. De kleurige, decoratieve huizen en meubelen en de bonte klederdracht gaven hem het gevoel in een schilderij te leven. Die ervaring inspireerde hem om er in zijn eigen schilderkunst naar te streven om de toeschouwer in zijn schilderijen te laten rondwandelen, en om hem te dwingen in het beeld op te gaan.
Kandinsky werd, na in 1892 moeiteloos zijn staatsexamen in de rechten te hebben afgelegd, assistent-docent aan de Moskouse universiteit. Hoewel hij later een professoraat aan de Duitstalige universiteit in Dorpat kreeg aangeboden, besloot hij op dertigjarige leeftijd de rechten de rug toe te keren en schilder te worden.
Twee gebeurtenissen hebben die keuze beïnvloed. Een schilderij van de Franse impressionist Monet, dat Kandinsky zag op een tentoonstelling in Moskou, bracht hem in verwarring. Het in de catalogus genoemde onderwerp, een hooiberg, kon hij niet in het schilderij zien. Het schilderij trof hem en grifte zich onuitwisbaar in zijn geheugen. En tijdens een een bezoek aan de opera
Lohengrin van Wagner overweldigde hem het palet van nooit eerder gehoorde klanken. Kandinsky bleek het vermogen te hebben om klank aan kleur te koppelen, want hij zag alle kleuren in zijn gedachten. Het door Kandinsky beleefde verband tussen kleur en klank werd het uitgangspunt van zijn schilderkunst.
Kandinsky in München
Opleiding tot schilder
Samen met zijn jonge vrouw reisde hij in 1896 naar München om er schilderen te leren. Aan de schilderschool van Azbè probeerde hij zich de basisprincipes van het anatomisch tekenen eigen te maken. De schilderlessen na Azbè waren echter van meer belang. Azbè spoorde hem aan om onvermengde kleuren naast elkaar te plaatsen (de divisionistische techniek).
Na zijn lessen bij Azbè zocht hij Franz von Stuck op, de toentertijd beste tekenaar van Duitsland. Bij Franz von Stuck, die zeer gewaardeerd werd als leraar en als schilder, leerde hij de compositorische uitwerking.
Oude stad II, 1902 /
Bron: Paris, Centre Pompidou Zijn eerste schilderijen
De eerste schilderijen van Kandinsky zijn gesimplificeerd figuratief. Een van zijn vroegste schilderijen,
Oude stad II (1902) toont de toeschouwer een kleurrijk uitzicht op een sterk gestileerde stad. Kandinsky ontleende het beeld aan een naar Rothenburg ob der Tauber. Het schilderij heeft een sprookjesachtige, wereldvreemde stemming.
Kandinsky in Murnau
Schilder van landschappen
In 1908 verliet Kandinsky Múnchen en vestigde hij zich in het bergdorp Murnau. Daar begon hij met het schilderen van landschappen.
Treinen spraken tot de verbeelding van kunstenaars als Turner, Monet en Boccioni. Kandinsky toont in zijn schilderij
De spoorweg bij Mernau (1909) de dynamiek, de stoom en de vooruitstrevende techniek van de trein. De vlakke vormen doen aan silhouetten denken. Kandinsky gebruikte krachtige, dik opgebrachte kleuren, die en sterk contrast vormen met het zwart van de trein.
Zijn naturalistische beelden van landschappen zouden steeds abstracter worden (vlakken en vegen van intens contrasterende kleuren en vormen).
Kandinsky en de theorieën over kunst
Kandinsky had belangstelling voor Rudolf Steiner (1861-1925) en zijn theorieën over kunst. Steiner meende dat de kunst en het belang van kunst de beste weg vormde om inzicht in het geestelijke te verwerven.
Kandinsky raakte ervan overtuigd dat de uitbeelding van de natuur voor zijn kunst niet nodig was. De dissertatie
Abstractie en inleving van Wilhelm Wörringer bevestigde zijn overtuiging dat een figuratief thema niet nodig was.
Kandinsky, die de kunst vooral intellectueel benaderde, schreef vele theoretische werken over kunst. In zijn boek
Over het spirituele in de kunst (1912) stelde hij dat een kunstenaar een innerlijk noodzaak heeft om een kunstvorm te vinden die vrij is van alle verwijzingen naar de wereld om hem heen (non-figuratieve kunst). Abstracte kunst was zinvol als zij uitdrukking gaf aan de diepste gevoelens en anti-materialistische waarden van de kunstenaar.
Improvisatie no. 30, 1930 /
Bron: Chicago Art Institute Eerste abstracte schilderijen
Kandinsky beseft dat abstracte kunst door de toeschouwer verkeerd begrepen zou kunnen worden. Abstracte kunst zou slechts als decoratie kunnen worden gezien. Daarom zijn in zijn vroege abstracte schilderijen, tussen 1911 en 1913, nog aanduidingen of suggesties van herkenbare beelden verborgen.
Kandinsky onderscheidde verschillende soorten schilderijen. Zijn vanaf 1909 geschilderde
Impressies hadden nog betrekking op een voorbeeld uit de natuur. Zijn
Improvisaties gaven spontane opwellingen weer. Zijn
Composities vormden het hoogste en meest gecompliceerde niveau, waarop hij alleen na lange voorstudies kon slagen.
Kandinsky maakte neer dan veertig
Improvisaties, volgens hem 'grotendeels onbewuste spontane uitdrukkingen van innerlijk karakter, immaterieel van aard'. Toch zijn in
Improvisatie no. 30 (1913) duidelijk twee kanonnen zichtbaar. Volgens Kandinsky hadden de kanonnen vorm gekregen zonder dat hij er bewust naar gestreefd had. De toeschouwer moest op soortgelijke wijze zijn onderbewuste loslaten bij het bekijken van het schilderij.
Zijn
Composities waren bewuste ontwerpen. Ze werden van tevoren zorgvuldig in studies en tekeningen uitgewerkt. Uiteindelijk slaagde Kandinsky erin om om in zijn
Composities het figuratieve element geheel te verlaten. Zijn
Composities waren voor Kandinsky uitdrukkingen van een langzaam gevormd innerlijk gevoel, herhaaldelijk beproefd en herzien. In het schilderij
Compositie VII (1913), een mijlpaal in de geschiedenis van de schilderkunst, verwijzen de vormen en kleuren niet meer naar iets vergelijkbaars in de zichtbare wereld. Door het ontbreken van perspectief zijn er geen ruimtelijke verhoudingen meer, met als gevolg dat de kleurvormen zweven in een voortdurend uitzettende en inkrimpende ruimte.
Der Blaue Reiter
Kandinsky was voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhuisd naar München. Hij onderhield contacten met kunstenaars en groeperingen uit de avant-garde. Hij was, samen met Frans Marc en August Macke, een van de oprichters van
Der Blaue Reiter. Het abstract-expressionisme werd, via hun gelijknamige tijdschrift, een van de meest stimulerende kunststromingen van Europa.
Terugkeer van Kandinsky naar Rusland
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waarin zowel Frans Marc als August Macke om het leven kwamen, keerde Kandinsky terug naar Rusland. Daar sloot hij zich enthousiast aan bij de revolutie. Hij werd benoemd tot professor in de kunst in Moskou.
Kandinsky wijzigde zijn schilderstijl. Het constructivisme, een nieuwe stroming van Vladimir Tatlin en Alexander Rotsjenko, oefende invloed op hem uit. Ook werd hij beïnvloed door het suprematisme van Malevitsj, het nieuwe realisme in de schilderkunst, dat zich ontwikkelde van zwart vierkant op een wit doek in 1913 tot een wit vierkant op een wit doek in 1918.
De afzonderlijke beeldelementen in zijn schilderijen werden steeds meer geometrisch voorgesteld. Her schilderij
Rode ovaal (1920) is ongetwijfeld een commentaar op de kunst van de Russische suprematisten. Het centrum van het schilderij bestaat uit een geel trapezium, een vorm met veel ruimtelijke dimensies en mogelijkheden. Die vorm, die ook veel door de suprematisten werd gebruikt, werd door Kandinsky tegen een rijk geschakeerde groene achtergrond geplaatst. Zo ontstond er een eigenzinnige atmosferische ruimte, die niets te maken leek te hebben met de helderheid en vlakheid van de schilderijen van de suprematisten. De romp van en boot en de roeispanen links zijn verwijzingen naar de beeldtaal van zijn eerder in Duitsland vervaardigde schilderijen.
Kandinsky en het Bauhaus
In 1922 keerde Kandinsky op uitnodiging van zijn vriend Paul Klee terug naar Duitsland. Hij ging er onderzoek doen aan het Bauhaus in Weimar en later in Dessau.
Kandinsky wijdde zijn studenten op heldere en constructieve wijze in in de grondslagen van de schilderkunst. Aan zijn eigen schilderijen was strengheid en logica af te lezen. Afzonderlijke geometrische elementen traden steeds meer op de voorgrond. Zijn kleuren werden ingetogen. De kleurstelling kwam soms disharmonisch over.
Kandinsky ging steeds meer cirkels gebruiken. In
Compositie VII (1933) is de geometrische beeldtaal beperkt tot de cirkel. De halve cirkel, de rechthoek en rechte en gebogen lijnen. De overheersende cirkelvorm bovenin het beeldvlak wordt omgeven door andere kleurige cirkels. De vrije vlucht van cirkels en halve cirkels wordt doorkruist door schaakbordachtige patronen. Zijn schilderijen worden niet meer, zoals in zijn vroege werk, beheerst door kleur en vorm, maar door een dubbelzinnig zweven van alle onderdelen.
Rond 1931 begon een felle hetze van de nazi's tegen het Bauhaus. In 1932 werd de school gesloten. Mies van Rohe zette de school voort in een stilgelegde betonfabriek. Die school werd in april 1933 door de Gersrtapo onderzocht en gesloten. Veel leraren en studenten verhuisden naar de VS. Kandinsky en zijn vrouw verhuisden nog juist op tijd naar Frankrijk. Ze gingen wonen in het voorstadje Neuilly-sur-Seine.
Kandinsky in Parijs
In en klein appartement, met een woonkamer die als atelier was ingericht, voltrok zich een laatste verandering in zijn beeldtaal. Hij gebruikt nog nooit eerder vertoonde kleurencombinaties, de kleuren komen kostbaar en filigraanachtig (filigraan is een gevlochten en daarna geplet draadwerk van goud of zilver) over. Bonte, veelvuldig onderbroken kleurvlakken overheersen. In hun bontheid doen ze denken aan Slavische volkskunst.
Zijn werk uit zijn laatste periode is opvliegend, gistend en ongerept. Het schilderij
Bont gezelschap (1938) heeft veel kleurige uitwassen. De strenge geometrische vormen en composities van zijn vroegere abstracte schilderijen zijn hier vervangen door een overvloed aan kleurrijke fabeldiertjes. Kandinsky gaat hier niet uit van een vast beeldpatroon. De vrolijk uitziende, bontgekleurde fabeldieren leiden een zelfstandig leven op een fraaie achtergrond.
Op 13 december 1944 sterft Kandinsky in Neuiily-sur-Seine op 78-jarige leeftijd.
Lees verder