Schilderkunst 19e eeuw: geschiedenis Impressionisme
Het en plein air (buiten) schilderen werd steeds populairder. De gladde, academische wijze van schilderen werd geleidelijk verdrongen door de forse, schetsmatige penseeltoets van het buiten schilderen. Volgens de impressionisten moest de weergave liefst momentgebonden zijn, zoals de rode gloed van de morgenstond. De schilder gaf zo zijn eigen ervaring van de werkelijkheid weer. Hun schilderijen werden spottend onaf genoemd. Op de tentoonstellingen van de Salons werden de schilderijen vaak geweigerd. Daarom besloten ze om hun eigen tentoonstellingen te organiseren.
Claude Monet, de grondlegger van het impressionisme
Claude Monet (1840-1926) was van plan om kunstenaar te worden. In 1858 ontmoet hij in Le Havre Eugène Boudin. Die ontmoeting is de eerste belangrijke ontmoeting tussen impressionisten. Onder de hoede van de zeeschilder Boudin schildert Monet in de open lucht (
en plein air). Hij leert het subtiele spel van licht en water te waarderen.
Na twee jaar dienstplicht in Algerije komt hij, doordrenkt met het licht en de kleuren in Algerije, terug naar Frankrijk. Hij besluit om zijn palet levendige kleuren mee te geven en hij legt zich toe op het schilderen van landschappen. In 1862 brengt Boudin hem in contact met de Nederlandse schilder Jongkind. Zijn schilderijen, zeegezichten en windmolens, weids van opzet en met een lichte penseelvoering en een Hollandse compositie, worden door Monet bewonderd. Het is niet overdreven om te beweren dat Boudin en Jongkind de aanzet hebben gegeven tot het Impressionisme.
In 1862 gaat Monet terug naar Parijs. Daar omtmoet hij Renoor Sisley en Bazille. Ze gaan regelmatig samen naar Barbizon, een gehucht aan de rand van het bos van Fontainebleau. Daar schilderen ze in het open veld.
Het belang van de Franse Salons
In Europa genoten de Franse Salons des Beaux-Arts sinds de zeventiende eeuw een uitstekende reputatie. Het was voor schilders belangrijk om hun werk daar te exposeren. Er werden neoklassieke, mythologische en historische doeken tentoongesteld. De salonkunst die het publiek te zien kreeg was zorgvuldig gepolijst en had een glad oppervlak. Zoetsappige naakten vormden het hoogtepunt van wat men toen de goede smaak vond.
De Salon des Refusés
In 1863 werden er van de 5.000 op de Salon des Beaux-Arts aangeboden schilderijen 3.000 door de jury geweigerd. Men wilde de stroom aan nieuwe kunstenaars indammen. Keizer Lodewijk Napoleon bezocht de Salon. Hij vond veel tentoongestelde doeken bepaald niet slecht. Daarom gaf hij opdracht om de geweigerde doeken te exposeren in het Palais de l'Industrie. Deze nieuwe expositie werd Salon des Refusés (Salon van de geweigerden) genoemd.
Op deze Salon hing het schilderij Le Deéeuner sur l'herbe van Edouard Manet. Het was de grote publiekstrekker van de tentoonstelling. Afgebeeld zijn twee geklede jonge mannen en twee vrouwen, die zitten te eten op een open plek in het bos. Een vrouw is gedeeltelijk ontkleed en de andere vrouw is geheel naakt. De naakte jonge vrouw kijkt de toeschouwer recht aan. Haar blik is nonchalant en zorgeloos. Het publiek was geschokt. Een criticus schreef dat 'een ordinaire vrouw, zo naakt als maar mogelijk, die schaamteloos en prinsheerlijk tussen twee geklede dandy's in zit, een schandalige belediging is die het niet waard is om tentoongesteld te worden.'
De keizer verbood een tweede Salon des Refusés. De schilders die door de Salon werden geweigerd moesten op zoek naar een andere mogelijkheid om hun werk te exposeren.
De impressionisten houden eigen tentoonstellingen
De geschiedenis van het impressionisme is nauw verbonden met de geschiedenis van de Franse salons. Het werk van impressionisten werd vaak geweigerd. Bovendien lijken de criteria van Salon tot Salon te verschillen. Daarom besluiten de impressionisten om het heft in eigen hand te nemen. Ze richten de
Societe anonyme des artistes, pientres, sculpteurs, graveurs, etc. op en organiseren zelf een tentoonstelling, de
première exposition. In het totaal hebben ze acht tentoonstellingen georganiseerd (1874-1886). In de geschiedenis van het impressionisme zijn dit de tentoonstellingen van de impressionisten. Initiatiefnemers waren onder andere Monet, Pissarro, Degas, Renoir, Sisley en Morisot.
Impression, Soleil levant (1872) /
Bron: Claude Monet, Wikimedia Commons (Publiek domein)Waarom de schilders zich impressionisten noemen
De schilderijen die te zien waren op de première exposition (eerste tentoonstelling) waren vaak in lichte, heldere kleuren geschilderde vrolijke taferelen van het stadsleven en het buitenleven. De nadruk lag op het moderne leven. Op een van de schilderijen, Monets
Impression, Soleil Levant, vormen niet de bootjes en de haven op de achtergrond het hoofdmotief, maar de opkomende zon en de mistige atmosfeer van de vroege morgen. Toen een criticus dit schilderij zag, noemde hij de schilders schamper 'impressionisten'. De schilders voelden zich niet beledigd. Integendeel ze namen de door de criticus gegeven naam met veel enthousiasme over. Een kritische recensie leverde dus de naam op van een beweging die simpelweg de vluchtigheid van de wereld natuurgetrouw wilde verbeelden.
Claude Monet, Gare St. Lazare (1877) /
Bron: Claude Monet, Wikimedia Commons (Publiek domein)Wie behoren er tot de impressionisten?
Het is niet eenvoudig om te bepalen welke schilders impressionisten zijn. Je zou alle schilders die deelnamen aan de acht door de impressionisten georganiseerde tentoonstellingen kunnen noemen. Echter, alleen Pissarro nam aan alle acht tentoonstellingen deel. Manet heeft bewust nooit aan die tentoonstellingen deelgenomen. Van een hechte of gezamenlijke achterliggende gedachte was geen sprake. Feit is wel dat er een nieuwe schilderkunst was ontstaan met een andere schilderwijze, techniek en onderwerpskeuze dan de gladde en gepolijste academische schilderkunst van de eerste helft van de negentiende eeuw. Critici vonden de gekozen onderwerpen, het hier en nu met onder andere picknicks, treinstations, stadsgezichten of zonovergoten, kleurrijke landschappen, triviaal. De uitvoering van de schilderijen vonden ze grof. Ze noemden de schilderijen vaak spottend 'onaf'.
Boulevard du Capucines, 1873 /
Bron: Claude Monet, Wikimedia Commons (Publiek domein)Het impressionisme en de invloed van de fotografie
Door de fotografie werd de werkelijkheid 'objectief' vastgelegd: gebaren werden bevroren, de bewegingen in een winkelstraat werden verstard en de pirouette van de danseres werd voor altijd vastgelegd. De fotografie was voor de impressionisten niet alleen een geheugensteun. Er is ook zeker sprake van invloed op hun manier van kijken en op hun schilderijen. Er zijn schilderijen die duidelijk sporen vertonen van de invloed van de fotografie. Op foto's van vlak voor 1850 is het beeld van de bewegende figuren iets vervaagd. Claude Monet was ongetwijfeld bekend met deze foto's. De vluchtige menigte die vanaf een afstand te zien is op zijn schilderij
Boulevard des Capucines (1873) zijn ongetwijfeld ontleend aan de fotografie. Ook andere door impressionisten geschilderde straatbeelden werden soms ontleend aan de fotografie.
Koets bij het paardenrennen /
Bron: Edgar Degas, Wikimedia Commons (Publiek domein)Het beginpunt van de fotografie was in 1839. Snelle ontwikkelingen in de fotografie maakten al in 1858 een sluitertijd van 1/50 seconde mogelijk. Er kon een snapshot worden gemaakt. Figuren konden in snelheid van de opnamen half worden vastgelegd, terwijl ze uit beeld verdwenen. Dergelijke afsnijdingen vinden we ook terug in schilderijen van impressionisten. Afsnijdingen zijn bijvoorbeeld te zien in
Koets bij de paardenrennen (1873) van Edgar Degas. Rechts zijn een paardenhoofd en een deel van de wielen afgesneden, terwijl links een deel van de koets is afgesneden.
De Amerikaanse fotograaf Edward Muybridge maakte fotografische analyses van bewegingen. Door die analyses werd duidelijk dat schilders fouten hadden gemaakt bij de uitbeelding van bewegingen van bijvoorbeeld paarden. Zijn foto's maakten duidelijk hoe een paard in galop werkelijk beweegt. Met het menselijk oog is dat niet goed waarneembaar. Paarden werden in traditionele voorstellingen afgebeeld met vier gestrekte benen. Degas nam kennis van de foto's van Muybridge in een aflevering van
La Nature uit 1878. Hij gebruikte de kennis over de bewegingen van paarden voor zijn vele schilderijen van de paardenrennen.
Lees verder