Fjodor M. Dostojevski in Siberië (1850-1857)

Fjodor M. Dostojevski (1821-1881) wordt gerekend tot de grootste schrijvers van de wereldliteratuur. Zijn roman "Misdaad en straf" / "Schuld en boete" is zijn bekendste werk, "De gebroeders Karamazov" wordt wel beschouwd als zijn beste. In het eerste spelen armoede, misdaad en de straf daarvoor, schuldig en onschuldig, boetedoening, liefde, eenzaamheid en godsdienst een belangrijke rol. Dezelfde elementen en daarbij ook heftige emoties, verhitte dialogen en gewetensconflicten komen aan de orde in het tweede en zijn andere boeken. Al die elementen zijn gerelateerd aan zijn persoonlijke levenservaringen. Daarbij vormen zijn belevenissen als dwangarbeider en banneling in Siberië (1850-1857) een essentieel onderdeel. Daar sloot hij vriendschap met een jonge officier van justitie, Alexander von Wrangel. Mede dankzij hun bewaard gebleven brieven is er veel bekend over hun verblijf in Siberië. De historische roman van Jan Brokken "De kozakkentuin" is er mede op gebaseerd.

Inhoud


Jeugd, opleiding en eerste pennenvruchten

Fjodor Michajlovitsj Dostojevski werd geboren in Moskou op 30 oktober / 11 november 1821 (30 oktober volgens de toen geldende oude, Juliaanse kalender die na de revolutie van 1917 werd vervangen door de nieuwe, Gregoriaanse kalender). Zijn vader was er in een ziekenhuis arts voor de armen. Het gezin woonde in een appartement van het ziekenhuis. Daardoor maakte Fjodor al jong een en ander mee in verband met armoede, krankzinnigheid en morbiditeit – die ervaringen hebben, naast de gezinssituatie, zijn karakter en later zijn literaire werk ongetwijfeld beïnvloed. Niet dat hij het in zijn jeugd zelf arm had. In tegendeel. Er waren bij de familie – hij groeide op in een gezin met zeven kinderen – bedienden in dienst en vader kocht in 1831 een landgoed (met lijfeigenen) waar men de zomer kon doorbrengen om zo de bij het seizoen horende ongemakken van de grote stad te kunnen ontvluchten.
Zijn moeder was een zachtmoedige vrome vrouw die, net als vader, een goede opleiding had genoten en breed-cultureel onderlegd was. In het gezin nam de Russisch-orthodoxe godsdienst een belangrijke plaats in; Dostojevski was al jong vertrouwd met de Bijbel en de orthodoxe liturgie.
Vader was een tiran voor zijn kinderen. Hij leed aan snelle stemmingswisselingen, was streng, nors en bovendien heetgebakerd.

Toen Fjodor 16 jaar was overleed zijn moeder; een moeder aan wie hij zeer gehecht was. Vader bracht vervolgens Fjodor en zijn oudere broer Michaïl naar een kostschool in Sint-Petersburg. Vader zelf vestigde zich met zijn jongste kinderen op zijn landgoed. Fjodor was 18 jaar toen zijn vader stierf. Over de oorzaak deed Fjodor geen duidelijke mededelingen. Uit hetgeen hij er wel over heeft verteld zou opgemaakt kunnen worden dat de man gelyncht werd door zijn lijfeigenen.
Fjodor werd verplicht in Sint-Petersburg een opleiding tot militair ingenieur te volgen die drie jaar duurde; hij verafschuwde die periode. In 1842 behaalde hij er de rang van luitenant. Na de opleiding trad Dostojevski in dienst bij het ingenieurskorps van de genie in Sint-Petersburg.

Hij begon spoedig met het vertalen van boeken van West-Europese auteurs, waaronder Honoré de Balzac. In 1844 nam hij ontslag om zich helemaal aan het schrijven te wijden. Het volgend jaar verscheen zijn eerste eigen roman Arme mensen. Hij had er direct succes mee. Weer een jaar later, in 1846, volgde zijn tweede boek, De dubbelganger.

Dostojevski gearresteerd en ter dood veroordeeld (1849)

De revolutionaire woelingen in Europa in 1848 leidden in Rusland niet tot een revolutie zoals onder meer in Frankrijk, maar bracht er wel de nodige onrust te weeg. Tsaar Nicolaas I die toen regeerde was een echte autocraat, niet geneigd tot het nemen van hervormingsmaatregelen ten bate van zijn rijk. Hij was allergisch voor alles wat met de revolutie te maken had. In dat klimaat waren mensen met denkbeelden die ook zelfs maar de indruk wekten dat ze hervormingen wensten al bij voorbaat verdacht. Spoedig gingen geruchten rond over oud-leerlingen van het prestigieuze Keizerlijk Lyceum te Petersburg, uit (voornamelijk) aristocratische kring, die politiek actief waren. Zo was er een kring rond de jonge edelman Michail V. B. Petrajevski; zoon van een der rijkste grootgrondbezitters van Petersburg. Hij en zijn aanhangers bepleitten parlementaire democratie en afschaffing van de lijfeigenschap. Petrajevski was het desondanks gelukt een baan op het ministerie van Buitenlandse Zaken te verwerven. Maar hij stak zijn revolutionaire ideeën bepaald niet onder stoelen of banken. Het kon dan ook niet uitblijven dat hij en zijn aanhangers gearresteerd werden en als samenzweerders gevangen gezet in de Petrus-en-Paulusvesting in Sint-Petersburg.

Ook Dostojevski voor het vuurpeloton

Ook Dostojevski werd toen gearresteerd en daar vastgezet, in april 1849. Zijn publicaties gaven er blijkbaar aanleiding toe. En inderdaad koesterde hij wel hervormingsgezinde ideeën, maar hij was zeker geen revolutionair die eventueel met geweld zijn idealen wilde realiseren. Ook moest hij als gelovig christen niets hebben van de atheïstische opvattingen van Petrajevski. Dostojevski’s oudere broer Michaïl werd eveneens vastgezet. En deze was inderdaad actief geweest binnen de groep rond Petrajevski. Toch werd de broer na enige weken weer vrijgelaten, terwijl Fjodor een gevangene bleef – het gezag had het duidelijk op hém gemunt. Na acht maanden werden veertien samenzweerders en ook Dostojevski ter dood veroordeeld. Ze zouden op 22 december geëxecuteerd worden.
Op het excecutieterrein was alles in gereedheid gebracht toen de veroordeelden er op de gevreesde dag arriveerden. Ze kregen allemaal een doodshemd aan, het vuurpeloton stond klaar. Toen de veroordeelden aan de daarvoor bestemde palen vastgebonden zouden worden, kwam er plotseling bericht binnen dat de tsaar in zijn goedheid had besloten de schuldigen gratie te verlenen. (In zijn boek De Idioot zou Dostojevski later schrijven over die laatste verschrikkelijke minuten van de lugubere schijnvertoning).

Naar Siberië (1850)

De doodstraf werd omgezet in acht jaar dwangarbeid in een strafkamp in Siberië, ‘wegens deelname aan misdadige plannen tegen het oppergezag’. Naderhand halveerde de tsaar de termijn tot vier jaar.

Dostojevski in het strafkamp te Omsk

Na een lange tocht per slede arriveerde Dostojevski, via Tobolsk, in het kamp te Omsk, gelegen aan de rivier de Irtysj, plm. 125 km. van de grens met Kazachstan. Hij verbleef er vier jaar, hoewel hij een politieke gevangene was, te midden van moordenaars en andere misdadigers. Het was een tijd van geestelijk lijden in kommervolle omstandigheden. Hij moest er dwangarbeid verrichten. Er was gebrek aan zo ongeveer alles. Alleen door middel van omkoping konden de gevangenen enige begunstiging verwerven. Zijn roman Aantekeningen uit een dodenhuis (1860-62) is een neerslag van Dostojevski’s ervaringen in die tijd.
Het gegeven dat Dostojevski leed aan epileptische aanvallen zal zijn verblijf in het kamp er bepaald niet makkelijker op hebben gemaakt. Wat hemzelf betreft: hij heeft er vooral het isolement en de eenzaamheid als mishandeling ervaren. Maar zelfbeklag was hem vreemd. Hij hield zich staande door zichzelf voor te houden dat hij door de slechte omstandigheden stérker zou worden. Die geesteshouding bleef hij ook na zijn gevangenschap behouden.

Naar Semipalatinsk

In 1854 zat de vier jaar voor Dostojevski in het kamp erop. Wat niet inhield dat hij naar huis kon. Hij werd nu als soldaat verplicht overgeplaatst naar de garnizoensplaats Semipalatinsk (tegenwoordig heet het Semey), ook aan de Irtysj, maar dan ruim 600 km zuidelijker, in Kazachstan niet ver van de grens. Spoedig kreeg hij er een eigen (armoedige) hut, buiten de kazerne. De plaats zelf bestond uit aparte wijken voor Tataren (moslims) en Kozakken met daartussen de ‘Russische stad’; een vesting waar alles en iedereen wat met de militairen te maken had, was gesitueerd – daar was ook de hut van Dostojevski.

Dostojevski en Alexander von Wrangel

Ook in 1854, in mei, arriveerde Alexander Jegorovitsj von Wrangel in Semipalatinsk. Maar anders dan Fjodor Dostojevski kwam hij vrijwillig; hij had daar een baan als officier van Justitie (procureur van Staats- en Strafzaken) aanvaard. Hij was twaalf jonger dan Fjodor, die toen 33 jaar was. De een was dus een officier van justitie de andere een ex-gevangene die, als dwangsoldaat, niet kon gaan en staan waar hij wilde – desondanks ontstond er een hechte vriendschap tussen de twee.
Alexander von Wrangels vader kwam uit Litouwen en was van Duitse afkomst. Zijn moeder was een Russische van Baltische oorsprong. Hij behoorde net als Dostojevski tot de lagere adel.

Jan Brokken schreef over die vriendschap een roman die in 2015 verscheen: De Kozakkentuin. De schrijver deed voor dit boek uitgebreid historische onderzoek, waarbij hij onder meer de vijfdelige Dostojevski-biografie van Jozeph Frank (Princeton, 1976-2002) en de memoires en brieven van Von Wrangel raadpleegde.
Dit artikel is met name op het boek van Brokken gebaseerd.

Vriendschap

De hut die Dostojevski bewoonde was primitief en armoedig, niet aangenaam om in te verblijven. Hij ging dan ook graag en vaak bij Von Wrangel op bezoek. Ondanks alle verschillen tussen de twee waren er ook overeenkomsten. Beiden waren van lagere adel, goedopgeleid en, vooral, ze hadden beiden veel belangstelling voor cultuur; ze konden eindeloos met elkaar praten over culturele zaken. Samen bestudeerden ze filosofen zoals Hegel. En Dostojevski ging zich daarbij weer aan de literatuur wijden. Hij las graag Gogol, Poesjkin en anderen en schreef zelf ook.
Wel werd de vriendschap door hun meerderen met argwaan bekeken: Dostojevski was dan wel geen gevangene meer, maar hij bleef gewantrouwd door de autoriteiten. Veelzeggend is, dat de gouverneur van Semipalatinsk Von Wrangel waarschuwde zich niet door Dostojevski te laten beïnvloeden.

Liefde

Dostojevski was ongehuwd, maar hij was niet ongevoelig voor vrouwelijke charmes en er waren dames, meestal gevoelige types met intellectuele belangstelling, die op hem vielen; hij was sowieso, zeker als schrijver die al had gepubliceerd, een interessant figuur. Een van die dames was Maria Dimitrijevna Isajeva. Zij schreef, net als Dostojevski, ook gedichten en liet die graag lezen en beoordelen door de schrijver. Ze had een goede opleiding genoten. Fjodor vond haar aantrekkelijk, een ‘echte vrouw’; hij was verliefd en ze begonnen een verhouding. Hij was temeer met haar ingenomen omdat hij meende dat hij vanwege zijn ziekte (epilepsie) eigenlijk geen recht had op zo’n ‘echte’, voor hem zeer aantrekkelijke, vrouw. Maria echter was getrouwd, en wel met Alexander Isajef, een voormalige onderwijzer die in Semipalatinsk een functie als douanebeambte had aanvaard. Hij had het niet naar z’n zin als ambtenaar, was ziek (had tuberculose) en nam ontslag. Hij zat nu thuis, niets te doen, en dronk veel. Het echtpaar had een zoontje, Pavel.
Ook Alexander had zich in een liefdesavontuur gestort, met Jekaterina, echtgenote van André Gerngross, een militair/mijningenieur die directeur werd van een mijn in Lokot. Ook Alexander was verliefd geworden. De romance was onverwacht en onstuimig.

Een nieuwe tsaar en ontwikkelingen rond geliefde en schrijverschap

In 1855 stierf Tsaar Nicolaas I. De politieke ballingen verwachtten veel van de zijn zoon, de nieuwe tsaar, Alexander II die als humaner bekend stond. Het was ook de tijd van de Krimoorlog. Daardoor was het onrustig in de grensgebieden zowel bij de grens met China als die met Turkije. Het garnizoen van Semipalatinsk kwam nu vaker in actie, met name voor exercities om paraat te zijn voor uitzending naar bedreigde Russische posities in de grensgebieden. Dostojevski moest dagelijks twee à drie uur paraderen en in het gelid staan, wat hem uitputte.
Die zomer was extra onaangenaam in Semipalatinsk: hitte en zandstormen teisterden de bewoners.

In diezelfde tijd moest Isajeva als soldaat in dienst; hij vertrok daarop uit Semipalatinsk, met zijn gezin naar Koeznetsk in Siberië, ruim 400 km verwijderd van het garnizoen. Het vertrek van zijn geliefde Maria deprimeerde Dostojevski zeer. Wel ging hij na enige tijd weer verder met schrijven van Aantekeningen uit een dodenhuis.

Maria Isajeva in Koeznetsk

Marian kwijnde weg in Koeznetsk. Ze stuurde Dostojevski brieven vol klaagzangen. Daaraan werden na enige tijd wel steeds enthousiaster mededelingen toegevoegd over een onderwijzer die ze er had leren kennen, een heel aardige man met bovendien een verlichte geest. Dostojevski werd jaloers, somber en verloor de zin in schrijven. In zijn boek vertelt Jan Brokken dan dat Alexander voor Fjodor een heimelijke ontmoeting met Maria regelde, in Zmeïnogorsk, niet zo ver van Lokot – dan hoopte hij meteen zijn geliefde Jekaterina weer te zien (p. 107 e.v.). Officieel mocht Dostojevski – die trouwens enthousiast was over het plan – niet zover van het garnizoen verblijven; dus ook Alexander nam als justitie-dienaar een risico. Aangekomen op de plek van ontmoeting wachtte met name Dostojevski een teleurstelling: door middel van een brief die hem daar werd overhandigd deelde Maria mee dat ze verhinderd was te komen. Ontmoedigd keerden de twee mannen terug naar Semipalatinsk.
Het verlangen naar Maria bleef. Hij verafgoodde haar nu meer dan ooit.

Aantekeningen voor Misdaad en straf; Dostojevski bevorderd

Het was in deze tijd (1855) dat Dostojevski aantekeningen begon te maken voor zijn beroemdste roman: Misdaad en straf die in 1866 verscheen. Daarin zijn ook persoonlijke ervaringen uit zijn tijd in Siberië verwerkt. Relevant in dit verband is eveneens dat hij tijdens zijn verblijf in Semipalatinsk bijzonder veel interesse had voor Von Wrangels belevenissen als officier van justitie – hij luisterde altijd vol aandacht naar diens verhalen en deed ook geregeld navraag bij hem over strafzaken en dergelijke. Zo werd hij ‘door het leven geleerd’. Brokken schrijft over zijn ideeënwereld zo rond 1856 veelzeggend: ”Wat Fjodor bijzonder maakte was dat hij langer in cellen, strafkampen en verbanningsoorden had gezeten dan in studeerkamers, bibliotheken en collegezalen.” (p. 248)

Later in het jaar 1855 kwam de Gouverneur-Generaal uit Omsk op inspectie-bezoek in Semipalatinsk. Fjodor hoopte nu vurig dat deze hem bij die gelegenheid uit dienst zou ontslaan en hem zo zijn vrijheid teruggeven. Dat gebeurde niet. ‘Als troost’ deelde de Gouverneur-Generaal tijdens het bezoek wel mee dat Dostojevski tot sergeant was bevorderd. Deze ervoer dat echter niet als troost; hij realiseerde zich maar al te goed dat het een promotie was in dezelfde situatie van dwang.

Alles voor Maria en de vrijheid (1855-1856)

Fjodor Dostojevski had Maria heftig lief; hij wilde zo graag altijd bij haar zijn. Toen haar man overleed en zij eenzaam en met minimaal inkomen achterbleef, wilde Fjodor niets liever dan voor haar en haar zoontje zorgen. Maar wat het financiële aspect daarvan betreft gaf dat problemen want hij was zelf ook arm. Daarom deed hij een beroep op Von Wrangel om Maria zo nu en dan wat geld toe te sturen.
Complicatie bij zijn liefde en hulp voor Maria was echter wel dat zij ondertussen vriendschap had gesloten met een onderwijzer in Koeznetsk, een vriend van haar overleden echtgenoot. Dat wekte jaloezie bij Dostojevski. Maar hij beëindigde de verhouding niet – hij bleef hopen dat hij toch ooit eens met haar een huwelijksleven zou kunnen beginnen. Dat was zijn levensdoel geworden: vrij komen uit het leger als dwangsoldaat, terug naar Sint-Petersburg en trouwen met Maria.

Pogingen om gratie te verkrijgen

De kroning van de nieuwe tsaar Alexander II zou plaatsvinden op 26 augustus 1856. Dostojevski en Von Wrangel hoopten op gratie voor de eerste ter gelegenheid van die gebeurtenis. Samen schreven ze daartoe een brief d.d. 24 maart ’56. Alexander zou die meenemen naar Petersburg als hij daar een der komende maanden heenging. De brief was een verzoek om bij de tsaar een goed woordje te doen ten bate van gratie, gericht aan Generaal Graaf Totleben, de held van Sebastopol tijdens de Krimoorlog. De graaf was een kennis van Alexanders vader en had bovendien dezelfde militaire genieschool bezocht als Fjodor. In de brief ging Fjodor diep door het stof; hij verklaarde zich zelfs schuldig aan hetgeen hem toentertijd ten laste was gelegd. Hij voerde daarvoor ook aan dat hij toen leed aan “een vreemde geestesziekte”. En hij deelde mee dat zijn opvattingen waren veranderd sinds het proces in 1849; hij zou zich niet weer verzetten tegen de regering. (Deze houding werd hem later door zijn critici zeer kwalijk genomen.)

Totleben reageerde positief op het verzoek. Daarmee had Dostojevski zijn vrijheid nog niet weer terug. Alexander von Wrangel schakelde ook nog andere hooggeplaatste in die toegang hadden tot de tsaar.

1856: Vrij en eenzaam

De inspanningen van het tweetal had resultaat: ter voorbereiding op de kroningsdag werd Dostojevski in de derde week van augustus 1856 pardon verleend. Hij werd bevorderd van dwangsergeant tot gewoon vaandrig.

In datzelfde jaar aanvaardde Alexander von Wrangel een nieuwe baan: als secretaris van een Russisch eskader dat de wereld over zou gaan, te beginnen met een expeditie naar het Verre Oosten. Men zou dan in veel verschillende landen komen en Von Wrangel moest daarvoor de nodige diplomatieke correspondentie voeren. In 1857 zou het vertrek zijn voor een tocht van anderhalf jaar. Tot zolang vertoefde hij meestal in Petersburg. Zo moest Dostojevski het in 1856 grotendeels zonder aanwezigheid van zijn vriend en toeverlaat stellen. Hij was zodoende eenzamer dan ooit, te meer omdat hij in die tijd ook niet nader kwam tot Maria. Dat ondanks de vele brieven die er over en weer tussen de twee gewisseld werden. Bovendien was Dostojevski in correspondentie met zijn broer Michaïl en zijn vriend de dichter Apollon Majkov, en natuurlijk met Alexander von Wrangel. Hij was wanhopiger dan ooit. Hij verzocht Alexander een bemiddelende rol op zich te nemen teneinde Maria over te halen tot een huwelijk met hem. Dan moest hij wel een passende woning hebben en gezin moeten kunnen onderhouden. Dus verzocht hij meteen om financiële steun. Ook zijn broer Michaïl vroeg hij om een bijdrage. Het lukte hem inderdaad om de benodigde 1400 Roebel op die manier bij elkaar te krijgen. Genoeg om Maria een toekomst te kunnen bieden en haar zo aan zijn zijde te krijgen.

Huwelijk en terugkeer naar Rusland (1857-1859)

Op 27 januari 1857 vertrok Fjodor M. Dostojevski naar Koeznetsk: hij had Maria nu financieel een toekomst te bieden en wist haar zo met succes over weten te halen tot een huwelijk met hem. Op 6 februari daaropvolgend trad het paar in het huwelijk in de Odigitria Kerk in Koeznetsk, hij was 35 zij 28 jaar. Als echtpaar vertrokken ze ruim een week later naar Semipalatinsk. De zoon van Maria, Pavel, ging niet mee. Dostojevski had geregeld dat hij in Omsk op de cadetten(kost)school geplaatst kon worden.

Spoedig na het huwelijk werd Dostojevski getroffen door een ernstige aanval van epilepsie; hij stikte bijna, leek te sterven. Maria was er getuige van en hevig ontsteld daarover. Dostojevski had haar niet verteld dat hij aan die ziekte leed; moest ze met zo’n man door het leven? Ze kon haar afschuw moeilijk onderdrukken. We mogen aannemen dat hij voor haar van het ene op het andere moment een vreemde werd. De angst voor herhaling bleef, bij beiden. Maria wist nu al dat ze de verkeerde man had getrouwd. (Brokken, p. 275). De arts die hem behandelde bevestigde dat hij aan een zware vorm van epilepsie leed, een chronische ziekte die hem altijd parten zou blijven spelen. Dat had hij al lang vermoed, maar altijd verdrongen en zeker tegenover anderen verzwegen; het was nu een niet te ontkennen werkelijkheid geworden. Dat nam al z’n net opgebouwde levensvreugde in één keer weg; hij was volslagen gedesillusioneerd. In maart dat jaar maakte hij in een brief aan Von Wrangel melding van de gebeurtenis. Pas in de tijd dat hij zijn boek De Idioot, zijn meest persoonlijke roman, had geschreven (1868) had hij zijn evenwicht hervonden. (In het boek wordt trouwens epilepsie als een mystieke pijnervaring beschreven; p. 278.)

Terugkeer

Eindelijk konden Fjodor en Maria dan hun nieuwe huis in Semipalatinsk betrekken. Maar Maria had dus ervaren wat de consequentie was van de epilepsie waaraan Fjodor leed. Ze kon daar niet mee omgaan, kreeg in wezen een afkeer van haar man en het was al direct duidelijk dat het huwelijk gedoemd was te mislukken. Dostojevski nam ontslag uit militaire dienst en in juni 1859 verliet het echtpaar Semipalatinsk om naar Europees Rusland terug te keren. Ze reisden via Omsk om daar Pavel op te halen die met hen mee zou gaan. Onderweg kreeg Dostojevski weer enkele epilepsie-aanvallen. Al spoedig waren ze platzak en eerst nadat broer Michaïl geld had gestuurd konden ze de weg vervolgen. Ze reisden over de Oeral naar het oude vaderland, ‘het Heilige Rusland’. Daar bezochten ze eerst het klooster van Sergijev Posad, 80 werst (ruim 83 km) van Moskou. Dostojevski had als kind ieder jaar met zijn moeder een pelgrimstocht naar dat klooster gemaakt. Nu ging hij weer. Mogelijk speelde vrome dankbaarheid daarbij een rol – Dostojevski`s godsdienstigheid had zich sterk verdiept tijdens zijn verbanning en hij was God dankbaar voor de terugkeer naar zijn vaderland. Vervolgens reisden ze niet door naar Sint-Petersburg, want Dostojevski had wegens zijn 'revolutionaire verleden' (nog) een inreisverbod voor de hoofdstad; zijn geboorteplaats Moskou mocht hij trouwens ook niet betreden. Het echtpaar vestigde zich daarom in Tver aan de spoorlijn tussen de twee steden, ongeveer 160 km verwijderd van Moskou. Dostojvski was er doodongelukkig – er was niets te beleven, zelfs een bibliotheek ontbrak. Hij wilde per se terug naar Sint-Petersburg. Hij schreef een brief aan de tsaar met het dringende verzoek hem ter wille te zijn. Na lang wachten kwam er eindelijk in december 1859 een positief antwoord: hij kreeg zijn adellijke titel en zijn rechten terug en mocht zich vrij vestigen in de hoofdstad.

Het verdere leven van Dostojevski

Na tien jaar ballingschap was Fjodor M. Dostojevski in 1859 eindelijk terug in Sint-Petersburg. Met vrouw en stiefzoon betrok hij er in december dat jaar een appartement. Spoedig echter vertrok Maria naar Moskou – ze had longproblemen en in het vochtige Petersburg hield ze het niet uit. In januari 1860 ontmoetten Fjodor en Alexander von Wrangel elkaar voor het eerst weer in vrijheid. Datzelfde jaar verscheen van Dostojevski Aantekeningen uit het dodenhuis, een boek over de gang van zaken in een Siberisch strafkamp dat veel indruk maakte. Het volgend jaar, 1861, is een cruciaal jaar in de geschiedenis van Rusland: Tsaar Alexander maakte het mogelijk dat de lijfeigenschap er eindelijk werd afgeschaft. In datzelfde jaar richtte Dostojevski samen met zijn broer Michaïl het tijdschrift Vremja (De tijd) op.

Verlies en schulden

Ondanks de afschaffing van de lijfeigenschap bleef het maatschappelijk en politiek onrustig in Rusland. Met name jonge radicalen wilden meer en verdergaande hervormingen. De invloed van de nihilisten nam toe. De radicalen onder hen beraamden terroristische aanslagen. Zo kon het gebeuren dat juist op de relatief liberaal-gezinde tsaar Alexander II in de periode van 1866 – 1881 maar liefst zes aanslagen werden gepleegd, waarvan de laatste zijn dood tot gevolg had.

Voor Dostojevski was het er in de jaren na 1861 niet beter op geworden. (De foto bij de inleiding toont hem in 1863.) Hij had veel schulden gemaakt. Op een rondreis door Europa begon hij in Duitsland, mede in verband met zijn financiële nood, met gokken en raakte eraan verslaafd. In 1864 overleed zijn vrouw Maria aan tuberculose na een langdurig ziekbed. Nog datzelfde jaar stierf ook zijn broer Michaïl. Dostojevski nam de zorg voor diens weduwe en kinderen op zich, kwam zo nog meer in de financiële problemen, raakte weer aan het gokken en daarmee nog dieper in de schulden. Het is in die jaren dat hij zijn bekendste boek Misdaad en straf (ook vertaald als Schuld en boete) voltooit – het is mede beïnvloed is door zijn ervaringen in Siberië en met armoede, ziektes en psychische problemen. Het verscheen in 1866. Er volgden in de jaren die kwamen nog vele werken die in relatie staan met zijn persoonlijke ervaringen (meestal leed en problemen) en die zijn naam en faam bevestigden en verder vergrootten, te beginnen met De speler (1867).

Het beste deel van zijn leven (1867-1880)

Na 1867 volgden nog De idioot, (1869) De eeuwige echtgenoot (1870), Boze geesten (ook: Demonen) (1872), De jongeling (1875). Dostojevski werd uiteindelijk een beroemdheid, die hoog op het schild geheven werd, ook door Russische nationalisten en orthodoxe gelovigen, vanwege het uitdragen van zijn liefde voor Rusland en het Russisch-orthodoxe geloof. Zijn boeken verkochten goed en hij was een populair spreker. Zo slaagde hij erin het grootste deel van zijn schulden te betalen.
De laatste dertien jaren voor zijn dood in 1881 werden de beste van zijn leven. Dat dankte hij mede aan zijn stenografe Anna Grigorjevna Snitkina – 25 jaar jonger dan de schrijver – met wie hij na voltooiing van De Speler in het huwelijk trad. In de tweede helft jaren 1870 begon hij aan een omvangrijke romancyclus – Het leven van een groot zondaar was de titel die hij ervoor in gedachten had. Het werd niet voltooid, mede door ziekte van de schrijver. Het voltooide deel verscheen als boek in december 1880 met als titel De gebroeders Karamazovhet wordt wel gezien als zijn beste boek en een van de belangrijkste boeken uit de wereldliteratuur.

Lees verder

© 2017 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Fjodor Dostojevski (1821 – 1881)Fjodor Dostojevski (1821 – 1881)Dostojevski is een van de bekendste Russische schrijvers van de negentiende eeuw. Hij is in zijn schrijversbestaan tamel…
Fjodor DostojevskiFjodor DostojevskiDostojevski is een van de grootste schrijvers die Rusland en zelfs de wereld ooit gekend heeft. Hij had een enorme invlo…
recensieSchuld en boete in ‘De vliegeraar’Romans kunnen soms een onuitwisbare indruk op je maken. Romans die een verhaal vertellen waarin iedereen zich met de per…
Realisme in literatuur buitenlandRealisme in literatuur buitenlandBekende realistische schrijvers uit de Nederlandse literatuur zijn François Haverschmidt en Multatuli, maar welke goede…

Wilhelm Richard Wagner (1813-1883) - ComponistWilhelm Richard Wagner (1813-1883) - ComponistDe Duitse componist Richard Wagner stond niet alleen bekend om zijn briljante composities en uitmuntende opera's maar oo…
Ludwig van Beethoven (1770-1827) - ComponistLudwig van Beethoven (1770-1827) - ComponistLudwig van Beethoven kende een zeer moeizame jeugd door het overmatige drankgebruik van zijn vader en groeide hierdoor o…
Bronnen en referenties
  • J. Brokken, de Kozakkentuin (uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2015)
  • http://www.verborgenbronnen.nl/biografie-dostojevski/
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Fjodor_Dostojevski
  • https://gereformeerden.wordpress.com/dostojewski/
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 09-01-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Biografie
Bronnen en referenties: 4
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.