Willem (Wiwill) van Oranje-Nassau (1840-1879)
Willem, de oudste zoon van Koning Willem III en daarmee de vermoedelijke troonopvolger werd Wiwill genoemd, om verwarring met zijn vader, groot- en overgrootvader te voorkomen. Zijn leven verliep, evenals dat van zijn moeder Koningin Sophie, tragisch. Daarbij speelde het slechte huwelijk van zijn ouders en het gedrag van zijn vader een bepalende rol. Een voorgenomen huwelijk met Mathilde gravin van Limburg Stirum werd hem niet toegestaan. De Prins van Oranje keerde Nederland de rug toe en woonde in vrijwillige ballingschap in Parijs, waar hij een losbandig leven leidde en op tamelijk jonge leeftijd stierf. Een half jaar voor zijn overlijden was zijn vader, zeer tegen de zin van Wiwill, hertrouwd met Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont. Dankzij dat huwelijk, zo zou spoedig blijken, werd evenwel de Oranjedynastie gered.
Inhoud
Het huis van Oranje-Nassau - de dynastie
Ruim een jaar na het huwelijk van de latere
Koning Willem III der Nederlanden met Sophie van Wurtemberg werd op 4 september 1840 een zoon geboren. Natuurlijk heette hij Willem; om verwarring te voorkomen met zijn vader, grootvader en overgrootvader die toen alle drie nog leefden en ook Willem heetten, werd hij Wiwill genoemd. In oktober 1840 trad Koning Willem I af. Daarna volgde zijn zoon hem in november op als koning Willem II. Nu was de vader van Wiwill de eerste in de lijn van troonopvolging geworden.
In 1843 overleed voormalig
koning Willem I. In maart 1849 stierf Willem II, waarna diens zoon als Koning Willem III werd ingehuldigd in mei van dat jaar. Nu was dus Wiwil de kroonprins en daarmee beoogd troonopvolger.
De jeugdjaren van Wiwill
Het huwelijk van zijn vader en moeder was ronduit slecht. (De volgende gegevens zijn voornamelijk ontleend aan de biografie die D. van der Meulen schreef over Willem III.) In 1845 noemde Sophie haar echtgenoot in een brief ‘een geestelijk gestoord mens (…)’ en ‘een onberekenbaar mengsel van absurditeit, onmenselijkheid en dwaasheid (…)". Al daarvoor, in 1842, refereerde ze in een brief eraan dat ze liever dood was en ze klaagde dat ze de hele dag alleen was ‘met het kind’ (Wiwill).
Opvoedingsplan
Vader en moeder leefden dus als kat en hond, maar dat verhinderde niet dat er na Wiwill nog twee kinderen werden geboren: Maurits in 1843 en in 1851 een derde zoon: Alexander. Zoals gebruikelijk voor de Oranjekinderen in de 19e eeuw werd er een opvoedingsplan opgesteld. Die opvoeding besteedde vader Willem uit aan een militair: Baron Forsner van Dambenoy; wel zag hij er op toe dat het volgens zijn wens gebeurde. Volgens dat plan moesten de jongens tot hun drieëntwintigste worden geschoold, waarbij militair onderricht een belangrijke plaats innam.
Moeder Sophie, die veel belang hechtte aan intellectueel niveau, was het totaal oneens met het plan. Ook een belangrijk verschil was dat vader wilde dat de kinderen in het Nederlands werden opgevoed. Moeder, die sowieso een hekel had aan die taal, wilde een buitenlandse gouverneur, een Zwitser bijvoorbeeld, zoals de voorgaande Prinsen van Oranje. Dit temeer omdat die volgens haar vanuit een meer hoogstaande ‘ideeënrijkdom’ zou onderrichten dan een Nederlander. De wensen van Sophie werden echter niet gehonoreerd.
Politieke ontwikkelingen en huiselijke problemen
Toen Wiwill bijna vier was,schreef zijn moeder dat haar zoon ”lastig werd”. Achteraf gezien zou gesteld kunnen worden dat dit een voorbode was van de toekomstige ontwikkeling van de oudste zoon. Hoe dan ook, op 15 september 1843 was broer Maurits geboren. Anders dan Wiwill bleek de tweede zoon rustig en vriendelijk, maar ook ziekelijk. Sophie maakte zich daarover grote zorgen.
De grondwetswijziging van 1848 bracht de nodige onrust mee voor de familie. De kroonprins (
Willem III toen nog) was er zo verbolgen over dat hij overwoog af te treden en naar Parijs te verhuizen. Dan zou dus Wiwill, toen nog maar acht jaar, kroonprins worden en daarmee eerste in lijn van troonopvolging. Koning Willem II en andere familieleden stelden alles in het werk om Willem III van zijn voornemen af te doen zien. Eerst leek dat niet te lukken; de kroonprins vertrok niet naar Parijs maar wel naar Engeland, en dat terwijl zijn vader ernstig ziek was. Op 17 maar 1949 overleed deze. Zijn zoon was nu eigenlijk koning geworden, maar die wilde de kroon niet aanvaarden en was nog steeds in Engeland. Een constitutionele crisis dreigde. Tot grote opluchting van het hof en de regering liet Willem III zich uiteindelijk overreden en vertrok op 19 maart naar Nederland. Op 12 mei 1849 werd hij als koning ingehuldigd.
De opvoeding en opleiding van Wiwill
De oudste zoon van Willem III was nu dus kroonprins geworden. Als zijn gouverneur trad sinds 1850
Jhr. E. de Casembroot op, een oud-militair en vertrouweling van de koning. Deze hield een dagboek bij waardoor wij heden ten dage aardig op de hoogte zijn van de gang van zaken aan het hof in die tijd, zeker ook wat betreft de opvoeding van Wiwill. Welnu, samenvattend kan daarvan gesteld worden dat Wiwill de dupe was van de voortdurende strijd tussen zijn vader en moeder; mogelijk dat hij juist daardoor nogal een moeilijk karakter had en vaak onhandelbaar was.
De onmogelijke positie van De Casembroot
De Casembrood zat daarbij ook tussen twee vuren. Koningin Sophie had weinig vertrouwen in zijn intellectuele capaciteiten. Bovendien verdacht ze hem er van dat hij met de Koning tegen haar samenzwoer - de Koning die naar haar mening Wiwill tegen haar wilde opzetten en bij haar weghalen. En zij was juist onafscheidelijk van haar zoon. Ze bemoeide zich ook volop met de opvoeding en het onderricht van De Casembroot. Volgens deze was dat echter louter bemoeizucht en was haar liefde voor de zoon niet oprecht. Al met al had de gouverneur een zware taak, temeer omdat de driftige en grillige Willem III zowel tegen hem, zijn vrouw en ook zijn zoon enorm tekeer kon gaan als er iets gebeurde wat hem niet zinde. Veelzeggend is wél in dit drama dat De Casembroot meer sympathie had voor de Koning dan voor de Koningin en dat hij zijn pupil niet alleen als lastig omschreef maar ook als “egoïstisch en ongevoelig”.
Het overlijden van zijn broer Maurits in 1850 heeft mogelijk mede bijgedragen aan het gedrag van Wiwill. Maurits was weer eens ziek geworden. Toen ontstond er onenigheid tussen de Koning en de Koningin over de betrokken doktoren en hun behandeling. De Casembroot schrijft in zijn dagboek dat mede door het gedrag van de koningin Maurits niet beter werd maar steeds zieker. Tegen de wil van de koning nam zij vaak Wiwill mee naar het ziekbed van zijn broer. Op 4 juni ’50 lag het kind op sterven, toch nam Sophie haar oudste zoon toen weer mee naar het ziekbed. De Casembroot kon dat niet aanzien, nam Wiwill mee naar zijn eigen kamer. Even later kwam de mededeling dat Maurits overleden was. In haar brieven schreef Sophie dat ze verteerd werd door verdriet en een vriendin schreef dat ze de Koningin sindsdien nooit meer gelukkig had gezien.
Naar Noorthey
Willem III was er van overtuigd dat zijn vrouw een slechte invloed op de kroonprins had en hij besloot dat moeder en zoon van elkaar gescheiden moesten worden. Hij zorgde ervoor dat Wiwill in 1851 ‘ondergebracht’ werd op het opvoedingsinstituut voor de hoogste klasse, “Noorthey” bij Leidschendam. Het was in 1820 opgericht door de pedagoog Petrus de Raadt en bij de koning aanbevolen door De Casembroot. Die zal ingenomen geweest zijn met de beginselen en uitgangspunten van het tehuis dat ‘het karakter van een huisgezin moest hebben waar geen strijd is om het bezit van de jongeling’. Bovendien werd De Raadt gedreven door ‘het protestants beginsel’ en ‘hartelijke vaderlandsliefde’.
De moeder heeft het vertrek als een ramp ervaren. “(…) het is mijn enige vreugde met hem [Wiwill]
te praten en naar hem te luisteren,” schreef ze in een van haar brieven. En een maand later: “Mijn jongen is weg; de maatregel op zichzelf is goed, maar ingegeven door een wreed wraakgevoel.” Dat de maatregel op zich door haar toch positief beoordeeld werd zegt wel wat over het gedrag van Wiwill: hij was inderdaad onuitstaanbaar geweest, maar op Noorthey verbeterden zijn gedrag en de leerprestaties.
Scheiding van de ouders, 1851
Het huwelijk van zijn vader en moeder bleef onverminderd slecht. Het overlijden van Prins Maurits had hen niet nader tot elkaar gebracht. Wel was Sophie weer in verwachting geraakt en op 25 augustus 1851 werd zoon Alexander geboren. Vader had daarbij geen blijk van enige vreugde gegeven. In tegendeel, volgens de moeder dreef hij voornamelijk spot met het kind, dat tenger was en een ziekelijke indruk maakte.
Nog in hetzelfde jaar dat haar derde kind was geboren had Sophie
scheiding van haar man aangevraagd. Willem was daar niet op tegen, maar hij wilde wel graag een koningin aan zijn zijde ter wille van het vorstelijk decorum en hij wilde politieke problemen zowel in binnen- als buitenland (waarbij met name aan het vorstendom Wurtemberg gedacht moet worden) voorkomen. Daarom stuurde hij aan op een ‘minnelijke scheiding’. Er werd onderhandeld (ook met een vertegenwoordiger van de vorst van Wurtemberg), maar een en ander had heel wat voeten in de aarde en pas eind 1855 werd men het eens.
Bepalingen
Er zou, in ieder geval zolang Willem III koning was, een scheiding ‘van tafel en bed’ zijn. Volgens de overeenkomst zouden ze elkaar niet belasteren met “beschuldigen of toespelingen” en bij openbare gelegenheden zouden ze zich gedragen “als of er geene scheiding bestond”. Wat de kinderen betreft: Sophie mocht Alexander opvoeden tot zijn negende jaar, de kroonprins werd geheel aan de Koning toevertrouwd. Bij dat laatste was wel bepaald dat Wiwill zijn moeder met regelmaat moest bezoeken en haar “met liefde en eerbied moest behandelen”. In de praktijk zou de Koning ’s zomers op Noordeinde en de Koningin in Huis ten Bosch wonen; in de winter, als de Koning meestal op Het Loo vertoefde kon zij op ´t Noordeinde terecht, waarbij haar echtgenoot dan desgewenst kon verblijven in een apart verblijf daar.
Toch weer slecht gedrag
In 1852 kwam er al een eind aan de vooruitgang van de kroonprins op Noorthey. Aan De Casembroot, op diens vraag naar de reden van zijn verkeerd gedrag, verklaarde hij: “Het is omdat ik mij dan plotseling en zonder reden kwaad gevoel en lust krijg onaangenaam te zijn voor allen die om mij heen zijn.”Volgens de gouverneur waren de ouders daarvan de schuld. Hij vertelt dan hoe de koning kwaad werd op zijn zoon toen die een keer tranen in de ogen kreeg bij het afscheid nemen van de Koningin die een reis ging maken. Hij schold Wiwill uit voor onder meer ‘stom rund’ en gaf hem een pak slaag. Geen wonder dus dat de zoon meerdere malen verklaarde niet van zijn vader te houden.
Het overeengekomen gezamenlijk optreden in het openbaar vond met name plaats tijdens hofbals, waar de koning, de koningin en de twee prinsen dan
acte de précense gaven. Verder leefden vader en moeder inderdaad gescheiden levens.
Onvoorspelbaar gedrag
Studie in leiden
In 1854 verliet Wiwill Noorthey en vertrok naar de Leidse universiteit. Hij gedroeg zich er naar behoren, maar van echt studeren kwam niet veel. Na twee jaar hield hij er mee op. Wel studeerde hij nog officieel af in 1858, waarbij hem door de universiteit een eredoctoraat werd verleend. Hij was toen bijna achttien jaar, de leeftijd dat hij de kroon zou kunnen aanvaarden. Dat het zou gebeuren was niet denkbeeldig, want vader Willem had vaak met aftreden gedreigd. Toch kwam het er nooit van, en ongetwijfeld vonden mensen uit Wiwills directe omgeving de kroonprins toen ook niet de geschikte persoon voor het koningschap.
Loopbaan
Die mening zal dan samenhangen met zijn gedrag. Dat was onvoorspelbaar en hij had weinig interesse, niet in het koningschap en ook niet in andere taken. Wel dronk hij graag een glas (teveel) en stortte hij zich, naar vooral later zou blijken, vaak in dubieuze amoureuze avonturen. Een militaire opleiding paste natuurlijk wel goed bij zijn positie als kroonprins. En dat leek hem in het begin ook inderdaad goed af te gaan. Voor het oog tenminste: in 1863 was hij, 22 jaar oud, al bevorderd tot luitenant-admiraal bij de Marine en generaal van de infanterie (bij de Landmacht dus). Maar in werkelijkheid liet z’n militaire loopbaan hem onverschillig. In werkelijkheid leidde de kroonprins na zijn achttiende verjaardag een werkeloos en leeg bestaan (volgens D. van der Meulen, blz. 511). De Casembrood schreef dat hij zich al vroeg omringde met “valsche vrienden en bedorven jongelui der Haagsche wereld”.
Van goede raad trok hij zich niets aan. En zeker niet als die van zijn vader kwam, want gezag van diens kant verdroeg hij niet. Bijvoorbeeld diens wens dat de kroonprins een verbintenis aan zou gaan met de dochter van tsaar Alexander II wees hij zonder meer van de hand. Ook zijn moeder had kritiek op Wiwills manier van leven. Hij vertoefde graag in Parijs. Daar zocht en vond hij het gewenste vermaak. En moeder had nog wel graag gezien dat hij meer in Londen zou vertoeven, waarschijnlijk ter wille van een mogelijk engagement met een Engelse prinses. Dat ging echter niet door; in 1860 trouwde de beoogde prinses Alice, dochter van
Koningin Victoria, met een Duitse prins.
Luxemburgse kwestie, 1867
Eerlijkheidshalve dient ook vermeld te worden dat het niet alleen kommer en kwel was in Wiwills leven, ook niet in de relatie met zijn vader. Zo trokken Wilem III en Sophie en ook Wiwill blijkbaar één lijn in de Luxemburgse kwestie. Moeder en zoon hadden er geen bezwaar tegen dat vader, die ook Groothertog van Luxemburg was, het Groothertogdom aan de Fransen wilde overdragen. En Wiwill functioneerde in de kwestie zelfs als speciale boodschapper voor zijn vader. Hij werd naar Parijs gestuurd, officieel om de opening van de Wereldtentoonstelling bij te wonen, maar het ging er vooral om dat hij een toezegging van zijn vader aan de Franse Koning bij zich had in verband met de overdracht van Luxemburg aan Frankrijk
Een leven vol affaires en problemen
Frans-Duitse oorlog, 1870
Om aan nóg een wat meer positief onderdeel van het verhaal over Wiwill aandacht te besteden: in de zomer van 1870, drie dagen voor het begin van de Frans-Duitse oorlog, aanvaardde de kroonprins zonder problemen de functie van bevelhebber van het leger. In die functie woonde hij onder meer besprekingen bij over mogelijke mobilisatie van het leger. Was er een omslag gekomen in zijn levensloop? Nee, toch niet: al spoedig verviel hij weer in z’n oude gedrag. Op 22 september namelijk diende hij al weer zijn ontslag in als bevelhebber – hij vond dat zijn vader hem onvoldoende bij de besluitvorming betrok.
De affaire Mathilde van Limburg Stirum
Het zal duidelijk zijn: de problemen, kwalijke affaires en andere schaduwkanten overheersten het leven van Wiwill. Een van de bekendste affaires is die rond de Nederlandse gravin Mathilde van Limburg Stirum.
In 1874 maakte de kroonprins zijn voornemen bekend te willen trouwen met Mathilde gravin van Limburg Stirum. Doch de koning weigerde toestemming te geven. Terwijl de jongedame toch een telg was uit een eeuwenoud adellijk geslacht waarvan leden in de vaderlandse geschiedenis en zeker ook in die van de 19e eeuw een vooraanstaande rol speelden – haar vader was een kleinzoon van de befaamde Leopold van Limburg Stirum, een van het driemanschap dat aan de wieg van het Koninkrijk had gestaan. Trouwens de koning stond niet alleen in zijn opvatting, ook de regering weigerde toestemming te geven voor het huwelijk. De kroonprins werd geacht te trouwen met een telg uit een (Europees) vorstenhuis. Deze overwoog daarop om afstand van zijn rechten als kroonprins te doen. Hij schreef daarover aan de ceremoniemeester van de Koning, baron De Constant Rebecque: “Ik heb er aanleg noch lust in, het werken heeft mij altijd van kindstijd af tegengestaan en ik deed het niet anders als gedwongen; bovendien weet ik van veel zaken niets af. Van de tijd dat ik de Academie heb verlaten, en dat is elf jaar geleden, heb ik zoo gezegd niets uitgevoerd. U weet dat ik een lui beest ben.” (geciteerd in de Groene Amsterdammer, 21-9-1994)). Maar zowel Willem III als de regering bleef bij de weigering toestemming te verlenen voor een huwelijk van de kroonprins beneden zijn stand.
In Parijs
Wiwill vertrok naar Parijs, en wat hem betreft, voorgoed. Daar verscheen zijn naam met regelmaat in de schandaalpers. Hij verkeerde er blijkbaar graag in gezelschap van beroemde courtisanes en andere, vaak omstreden, personen. Er gingen diverse verhalen rond over zijn leven als
bon vivant dat vaak als ‘liederlijk’ is omschreven. Daarbij waren niet alleen drank en vrouwen in het spel maar ook dubieuze financiële praktijken.
In het vaderland maakte men zich natuurlijk grote zorgen over die situatie, niet alleen in de familie en aan het hof maar ook in regeringskringen – Wiwill was tenslotte de kroonprins. Hij werd dan ook, op verzoek van de regering, continue door de Franse overheid geschaduwd. (In het Parijse nachtleven had Wiwill trouwens de bijnaam
Prince Citron gekregen.) Wel moet gezegd worden dat hij bepaald niet alleen deel nam aan dat leventje; onder meer de Engelse kroonprins, de latere
Koning Edward VII, verkeerde er vaak in zijn gezelschap
Overlijden van Koningin Sophie
In 1876 was Koningin Sophie in Parijs. Dat was niet de eerste keer – ze kwam er vaker. Ze bezocht nogal eens de voormalige Franse keizerlijke familie Bonaparte, waarmee ze bevriend was. Bovendien waren er familiebanden. In 1876 arriveerde ze in de stad op weg naar Cannes om genezing te zoeken - wat haar precies mankeerde was niet duidelijk. In de Franse hoofdstad bleek ze zo ziek dat verder reizen niet mogelijk was. In het voorjaar van 1877 werd ze weer ziek. In juni overleed ze. Wiwill was nog net op tijd vanuit Parijs in Den Haag gearriveerd en zo stond hij met Prins Alexander én zijn vader aan het sterfbed van zijn moeder. Tijdens de begrafenis in Delft, zo schreef het Algemeen Handelsblad, omhelsde de koning zijn zonen. Meer emotie om het heengaan van Sophie toonde hij niet. De zonen daarentegen “waaren bijzonder aangedaan”.
De laatste jaren
Wiwill voorgoed geen koning
Wiwill was dus weer eens terug in zijn vaderland, waar hij sinds 1874 niet meer was geweest. Dat wil niet zeggen dat hij overwoog om misschien toch het koningschap ooit een keer op zich te nemen. In tegendeel. Op 1 december 1872 al had hij met zijn broer Alexander een geheime overeenkomst gesloten, waarin hij afstand deed van 'al de regten, titels, waardigheden en betrekkingen'; hij droeg ze over aan zijn broer. Zo gauw Willem III was overleden, zou dit ingaan. Wiwill was dus in 1877 weer in Nederland, maar hij vertrok spoedig weer naar Parijs.
Blijvende onmin tussen vader en zoon
De Koning en de regering volhardden in hun weigering een huwelijk van Wiwill met een vrouw van niet-koninklijke bloede te accepteren, zeker niet als hij in Parijs bleef wonen. En de kroonprins wilde per se met een vrouw naar eigen keuze kunnen trouwen. Dus hij bleef in de Franse hoofdstad – voorgoed, wat hem betreft. Bij dat ferme standpunt moet wel bedacht worden dat Wiwill de overtuiging had dat de monarchie in Nederland geen lang leven meer beschoren was.
Er kwam geen toenadering tussen vader en zoon. Sterker nog, de verwijdering groeide. Vader kwam zelfs zover dat hij zijn oudste zoon dreigde de Franse overheid te zullen verzoeken hem uit te leveren en voor de Hoge Raad te brengen. Ook Wiwill ontzag zich niet om flink van zich af te slaan. Zeker toen zijn vader zeer tot zijn ongenoegen meende te moeten trouwen met
Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont nog geen twee jaar nadat zijn moeder was overleden. Als zichtbaar protest liet hij de luiken en deuren van zijn paleis aan de Kneuterdijk in Den Haag sluiten op de huwelijksdag, iets wat normaal bij een sterfgeval gebeurde. (Zie artikel in De Groene Amsterdammer.)
Overlijden
Het kwam niet meer goed tussen Koning en kroonprins. Ook de inspanningen van de
troubleshooter van de familie Van Oranje-Nassau,
Prins Frederik (1797-1881), die nog probeerde, op verzoek van Willem III, een huwelijk tussen Wiwill en een Deense prinses te arrangeren, mochten niet baten. Wiwill kwam pas weer in Nederland terug als stoffelijk overschot nadat hij in juni 1879 in Parijs was overleden. Het stoffelijk overschot arriveerde per trein in het vaderland– wel met het nodige ceremonieel. Prins Alexander huilde bij die gelegenheid; hij was misschien wel de enige die hem echt miste.
1879 was in meerdere opzichten een treurig jaar voor de Oranjes. Niet alleen Wiwill overleed, in januari was de derde zoon van Willem II,
Prins Hendrik de Zeevaarder, gestorven (in Luxemburg, waar hij voor zijn broer stadhouder was). En het hield niet op: In 1884 overleed ook de derde zoon van de Koning, Alexander – hij was ziekelijk, depressief van aard en had een zwak gestel. Met hem stierf ook de laatste directe troonopvolger. De dynastie bleef echter in stand dankzij het huwelijk dat Willem III begin 1879 had gesloten met Prinses Emma; uit die verbintenis werd in 1880 een prinses geboren: de latere
Koningin Wilhelmina.
Lees verder