Schilderkunst 19e eeuw: de schilders van het pointillisme


Vernieuwingen in de schilderkunst door de impressionisten
De impressionisten hadden zich losgemaakt van de strikte academische normen. Hun schilderijen hadden niet het gladde oppervlak en de realistische weergave van de klassieke schilderijen. Impressionistische schilderijen, met hun ruwe verfbehandeling en hun heldere, opgewekte kleuren die in gebroken toetsen zijn aangebracht op het doek, ogen als een studie of schets, dus als een onaf schilderij. Het publiek reageerde aanvankelijk afwijzend. Tegen het einde van de negentiende eeuw nam de vraag naar hun schilderijen toe. Op dat moment traden er echter andere vernieuwingen op in de schilderkunst.Pointillisme is gebaseerd op wetenschappelijke theorieën
Een jonge generatie schilders gebruikte een tweetal wetenschappelijke theorieën als uitgangspunt, namelijk de theorie van de Franse wetenschapper Michel-Eugéne Chevreul en de theorie van de Amerikaanse natuurkundige Ogden Rood.In Chevreuls verhandeling De la loi de contraste simultané des couleurs (Over de wet van het gelijktijdige contrast der kleuren, 1839) wordt beschreven hoe harmonie kan worden verkregen door contrasterende en gelijkwaardige kleuren naast elkaar te zetten, en dat koppels van kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen (de complementaire kleuren) elkaar versterken en intenser lijken. Het betreft de kleurenparen rood-groen, oranje-blauw en geel-paars.
Ogden Rood publiceerde in 1881 zijn in het Frans vertaalde verhandeling Théorie scientifique des couleurs (Wetenschappelijke kleurentheorie). Hij bespreekt de werking der kleuren. Bovendien geeft hij praktische instructies aan de schilders. Hij constateerde dat de materiële verf zich anders gedraagt dan gekleurde lichtstralen. Zo geeft de menging van de pigmenten geel en blauw de kleur groen, maar ontstaat er na menging van geel en blauw licht grijswit licht.
De werkwijze van de schilders van het pointillisme
De schilders van het pointillisme mengen geen verf op het palet. Ze brachten pure kleuren in stippen (pointilles) naast elkaar aan op het doek. Deze stippen vermengen zich voor de ogen van de toeschouwers. Door optische vermenging interpreteren onze hersenen de stippen als kleurvlakken. Bovendien wekken de stippen de illusie dat ze licht uitstralen.Het schilderij wordt in het atelier vervaardigd. Als voorstudie worden er vaak ter plaatse diverse tekeningen gemaakt. De pointilistische schilderijen kunnen, omdat ze gemaakt zijn op basis van wetenschappelijke theorieën, streng en stijf lijken. De bewerkelijke, zeer nauwkeurige uitvoering van de pointillistische schilderijen is tegengesteld aan de frisse spontaniteit van de doorgaans vlot geschilderde impressionistische schilderijen.
Pointillistische schilders
Georges Seurat (1859-1891)De schilder Georges Seurat was de wegbereider van het pointillisme. Zijn schilderij Een zondagmiddag op het eiland van La Grande Jatte (1884-1886) veroorzaakte in 1886 opschudding op een tentoonstelling van impressionisten. De kunstcriticus Felix Fénéon, die kunstwerken op de tentoonstelling recenseerde, noemde de nieuwe stroming overigens het neo-impressionisme. Een andere naam die aanvankelijk voor deze nieuwe stroming werd gebruikt was het divisionisme.

Paul Signac (1863-1935)
Na de vroege dood van Geoges Seurat werd Paul Signac de woordvoerder van de pointillisten. In het door hem gepubliceerde boek Eugène Delacroix au néo-impressionisme (Van Eugène Delacroix tot het neo-impressionisme) beschrijft hij de theorie en de techniek van het pointillisme.


Camille Pissarro vond nooit een stijl waar hij zich volledig bij thuis voelde. Hij schilderde sombere impressionistische landschappen. Van het impressionisme stapte hij, na in 1895 Paul Signac ontmoet te hebben, over naar het pointillisme. Afkomstig uit de generatie van de oudere impressionisten vormde hij een belangrijke schakel met de jongere pointillisten. Hij schilderde een aantal schilderijen met de oogst als onderwerp. In 1888 schilderde hij Appeloogst bij Erange -sur-Epte. Het was een moeilijke tijd voor de schilder, want er werden nauwelijks schilderijen van hem verkocht. In 1890 keerde hij het pointillisme de rug toe, omdat hij vond dat deze stroming de spontaniteit te veel belemmerde. Hij keerde weer terug naar het impressionisme.

Er waren ook schilders die tijdelijk de schilderstechniek van het pointillisme gebruikten. De bekendste is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Van Gogh werkte in 1887 samen met Paul Signac. Hij nam de heldere kleuren en de stippel-techniek van de pointillisten over. Overigens was hij niet zo streng in de leer als Seurat. In 1887 schildert hij Volkstuintjes op Montmartre. Op dat moment is Montmartre nog niet dicht bebouwd. Van Gogh schilderde het landschap in, aan de pointilles van het pointillisme ontleende, korte streepjes. Voor de schilder waren de korte streepjes ook een beeldend middel. De streepjes geven het perspectief aan. De op het schilderij afgebeelde weg gaat duidelijk de diepte in.