Schilders 19e eeuw: impressionist Paul Cézanne
Paul Cézanne schilderde landschappen, stillevens en portretten. Zijn landschappen tonen de schoonheid van het zuiden van Frankrijk. De uit een bankiersfamilie afkomstige Cézanne had moeite om te ontsnappen aan het strenge regime van zijn vader. In 1861 mocht hij eindelijk naar Parijs verhuizen om er schilderkunst te gaan studeren. Hij sloot zich aan bij de impressionisten, maar ontwikkelde later een eigen stijl. Door schilders van een jongere generatie, als Picasso en Matisse, werd zijn werk bewonderd tijdens zijn eerste solotentoonstelling in Parijs (1895). Erkenning bij het grote publiek kreeg hij pas na een herdenkingstentoonstelling in 1907. Niet lang daarna begon de zegetocht van zijn schilderijen over de hele wereld.
Paul Cézanne, belangrijk kunstenaar en inspiratiebron
Kunsthistorici en recensenten zien Paul Cézanne (1839-1906) als de grote drijvende kracht achter de kunst van de twintigste eeuw. Schilders als Matisse en Picasso beschouwden Cézanne, met zijn als een bouwdoos samengestelde landschappen van het zuiden van Frankrijk, als hun inspiratiebron en mentor.
Dat Cézanne nu gezien wordt als een kunstenaar waar moderne kunstenaars veel inspiratie aan ontlenen, is min of meer verrassend. Hij was een eenzelvige man die niet graag op de voorgrond trad. Zijn leven en werk zag hij als een mislukking. Pas na zijn eerste eenmanstentoonstelling, in 1895 in een Parijs atelier in de Rue Lafitte, georganiseerd op initiatief van Camille Pissaro met schilderijen die uitgekozen waren door Cézannes zoon Paul, vond zijn werk geleidelijk aan erkenning bij de schilders van een jongere generatie, zoals bij de latere boegbeelden van de moderne kunst Picasso en Matisse, die onder de indruk waren van zijn schilderijen en die zijn schilderstechnieken wisten te waarderen. Algemene erkenning en waardering van recensenten en kunstverzamelaars kreeg Cézanne overigens pas na een herdenkingstentoonstelling van 56 schilderijen tijdens de Salon van 1907.
De jeugdjaren van Paul Cézanne in Aix-en-Provence
Cézanne werd in 1839 geboren in Aix-en-Provence. In zijn jonge jaren maakte hij graag, samen met zijn vriend Emile Zola, die later een beroemde schrijver zou worden, lange wandelingen door de omgeving. Zo leerde hij de omgeving, die hij later zou vastleggen in zijn schilderijen, goed kennen.
De jonge Cézanne stond onder grote druk van zijn ambitieuze vader, een welgestelde bankier. Als hij dertien jaar is wordt hij naar het Collège Bourbon gestuurd, de school waar rijke families uit Aix-en-Provence hun kinderen een gedegen opleiding lieten volgen. In 1859 begon Cézanne, op aanraden van zijn vader, rechten te studeren aan de universiteit in Aix-en-Provence. In de avonduren volgde hij, met toestemming van zijn vader, tekenlessen bij de tekenleraar Gilbert.
De relatie van Cézanne met zijn vader was gecompliceerd. Zijn vriend Zola was in 1858 naar Parijs vertrokken. Hoe meer Cézanne erop aandrang om ook naar Parijs te mogen gaan, waar de schilderkunst op hem wachtte, hoe groter het verzet van zijn vader werd. Cézannes vertrek werd telkens uitgesteld. Cézanne werd steeds apathischer en verwaarloosde zijn studie. Eindelijk gaf zijn vader toe. Hij vertrok in 1861, met een bescheiden toelage van zijn vader, voor het eerst naar Parijs.
Cézanne in Parijs
In Parijs, het trefpunt van alle kunstenaars, huurde Cézanne een kamer in de Rue des Feuillantines, in de buurt van het Pantheon. De overgang van Aix-en-Provence naar Parijs, met zijn elegante boulevards onder het licht van gaslantaarns en zijn vele cafés en boulevardtheaters, met hun fonkelende, verleidelijke façades, was groot. Gekweld door heimwee keerde Cézanne geregeld terug naar zijn geboorteplaats.
In Parijs volgde Cézanne lessen in het atelier Suisse, een van de bekendste ateliers in Parijs. Professionele schilders gaven er les volgens de academische tradities. Hun leerlingen tekenden daar met een mannelijk of vrouwelijk model als voorbeeld. Hij ontmoette er Pissaro, een al professionele (impressionistische) schilder. Hij werd Cézannes vriend en mentor. Ook bracht hij hem in contact met de impressionisten.
Cézanne maakte een slechte start in Parijs. Hij werd, wegens incompetentie, afgewezen voor de Ecole des Beaux Arts. Bovendien werden zijn schilderijen ieder jaar, van 1864 tot 1869, afgewezen door de Salon (een jaarlijkse kunsttentoonstelling in Parijs). Deze ongelukkige start werkte ontmoedigend voor hem. Hij hield echter vol en bleef in Parijs tot 1870, toen de Frans-Duitse oorlog uitbrak.
Relatie met Marie-Hortense Fiquet
Om zijn dienstplicht te ontlopen ging hij naar het vissersdorp L'Estaque. Daar woonde hij samen met het jonge ex-model Marie-Hortense Fiquet. In 1872 werd hun zoon Paul geboren. Hij trouwde met haar in 1886, in aanwezigheid van zijn ouders. In datzelfde jaar overleed zijn vader en erfde Cézanne een fortuin (genoeg om niet afhankelijk te zijn van de verkoop van zijn schilderijen).
Aansluiting bij de impressionisten
In 1872 ging Cézanne met Pissaro samenwerken in Pentoise. Pissaro had invloed op het werk van Cézanne. Zijn palet met veel donkere kleuren werd verruild voor de lichtere kleuren van de impressionisten. De primaire en secundaire kleuren werden met wit opgelicht. Met een penseelstreek van kleine stippen en korte strepen werden kleurige lichteffecten weergegeven.
Cézanne nam in 1874 deel aan de eerste impressionistische tentoonstelling, die georganiseerd werd door de impressionisten Degas en Manet. Hij nam ook deel aan de impressionistische tentoonstelling van het jaar daarop, waar hij zestien van zijn werken exposeerde. Zij aansluiting bij het impressionisme was overigens geen teken van oprechte instemming met hun werkwijze, maar had vooral te maken met zijn drang van verzet tegen de gevestigde orde.
Een eigen stijl
In 1883 was Cézanne voornamelijk werkzaam in de omgeving van Aix-en-Provence, waar hij eind december werd vergezeld door Manet en Renoir. In 1886 nam hij voor het laatst deel aan een impressionistische tentoonstelling.
In de volgende twintig jaar veranderden zijn schilderijen merkbaar. Hij verlegde zijn werkterrein van kleine, knusse dorpjes naar de weidse, grootschalige ruimte van de Provence, met zijn krachtige licht en de grote afstanden die zich aan het oog voordoen. Zijn schilderijen uit die periode doen denken aan het kubisme uit de eerste decennia van de twintigste eeuw. Het beeld van die schilderijen wordt immers gecreëerd door grote en kleine blokken van vorm en kleur. Schilderijen lijken in beweging doordat mozaïeksteentjes van verf heen en weer flitsen. In zijn late portretten lijkt elk onderdeel van de figuren uitgedrukt in termen van cilinders of kubussen.
Laatste jaren in Aix-en-Provence
De laatste jaren van Cézanne werden getekend door eenzaamheid en suikerziekte. Op 15 oktober 1906 kwam hij, tijdens een wandeling in Aix-en-Provence, in een zwaar onweer terecht. Toen men hem vond was hij bewusteloos. Hij werd op een kar naar zijn huis gebracht. Niet lang daarna, op 22 oktober, stierf hij in zijn woning in Aix-en-Provence aan een longontsteking.
Schilderijen van Paul Cézanne
Aanvankelijk schilderde Cézanne vooral portretten en stillevens. Vanaf 1870, toen hij ook buiten (en plein air) ging werken, schilderde hij veel landschappen.
Het zwarte klokje
Vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw schilderde Cézanne een groot aantal stillevens. Hij ordende en herschikte de voorwerpen in zijn atelier tot hij een onderwerp in zijn ogen correct zag. Zijn zorgvuldige, enigszins gedwongen composities doen sterk denken aan schilderijen van schilders van stillevens uit de zeventiende eeuw, schilderijen die Cézanne ongetwijfeld heeft bestudeerd.
Zijn stillevens doen ook denken aan stillevens van de impressionistische schilder Manet, met zijn voorliefde voor glinsterende en zacht glanzende oppervlakken.
Zijn stilleven
Het zwarte klokje uit circa 1870 toont een aantal voorwerpen die in die tijd eigenlijk niet thuishoorden in een stilleven. Op een aanrechttafel met een groot wit doek staan een klein koffiekopje, een glazen vaas en een zwart-marmeren klokje. Een citroen en een reusachtige mossel voegen symboliek toe aan het harmonische schilderij. In de wijzerplaat zonder wijzer van het zwarte klokje is de tijd tot stilstand gekomen. De 'opgeheven' tijd wordt begunstigd door de verontrustende zuigkracht van de geopende, rode opening van de mossel.
Mont Sainte-Victoire met grote pijnboom
De Mont Sainte-Victoire was een berg die Cézanne fascineerde. Het is een bergmassief van meer dan duizend meter hoog, dat als een gigantische muur oprijst uit het landschap. Een berg is bijzonder als onderwerp van een landschapsschilderij, want bergen vormen over het algemeen niet meer dan de achtergrond van een voorstelling. Hij maakte ongeveer veertig schilderijen van de berg, gezien vanuit verschillende punten. Cézanne beeldde de berg altijd af bij hetzelfde weer. Zo kende Cézanne zijn onderwerp als het ware een vaste karaktereigenschap toe. In dit schilderij
Mont Sainte-Victoire met grote pijnboom uit 1886-1887 is het landschap in tweeën gedeeld door een spoorweg. De impressionisten waren van mening dat de trein de invloed van het moderne leven op het landschap symboliseerde.
Vrouw met koffiepot
Tijdens de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw gebruikte Cézanne vak plaatselijke bewoners of personeelsleden voor zijn portretten. In
Vrouw met koffiepot (circa 1890) is het eenvoudige model Cézannes huishoudster. Ze lijkt overvallen door een merkwaardige verstarring. De loodrecht staande lepel in het koffiekopje en de cilindervormige koffiepot benadrukt de strenge compositie. Een patroon van rechthoeken vormt de deur. De eenvoudige compositie heeft een monumentale strengheid, vergelijkbaar met schilderijen van een vroeg Italiaanse schilder als Giotto.
De kaartspelers
Cézanne schilderde vijf portretten met kaartspelers, waarvan drie portretten met twee kaartspelers. Er is in dit schilderij
De kaartspelers (circa 1893) een duidelijke tegenstelling tussen de tweee figuren. De kaartspeler links is veel meer gespannen dan de kaartspeler rechts. Door de uitgebalanceerde wisselwerking tussen de twee kaartspelers is het een strakke compositie. Voor de twee kaartspelers, die aan een wankele cafétafel in een oplettende houding tegenover elkaar zitten, lijkt de wereld om hen heen haar betekenis te hebben verloren. Uit dit portret van twee kaartspelers spreekt, al zijn de twee personen anoniem, een persoonlijke, warme menselijkheid.
Lees verder