Schilders 17e eeuw: Rembrandt van Rijn en zijn leerlingen
Rembrandt van Rijn heeft ruim vijfendertig jaar lang leerlingen opgeleid. Als gerespecteerd leraar kon hij honderd gulden leergeld per jaar vragen, exclusief kost en inwoning, voor die tijd een hoog bedrag. Leerlingen van Rembrandt kopieerden schilderijen van hun leermeester, werkten schilderijen van Rembrandt af, of schilderden schilderijen in de stijl van Rembrandt. Rembrandt had de gewoonte om schilderijen van zijn leerlingen zelf te signeren, om ze tegen een hogere prijs te kunnen verkopen. Daarom is het niet altijd eenvoudig om een onderscheid te maken tussen zijn eigen schilderijen en die van zijn leerlingen. Leerlingen van Rembrandt werden niet zelden uitstekende, veelgevraagde schilders.De leermeester Rembrandt van Rijn
Rembrandt van Rijn is bijna vijfendertig jaar actief geweest als leermeester. Hij had zijn eerste leerlingen in Leiden, toen hij, nog geen twintig jaar oud was. In die stad had hij zich, na het atelier van zijn leermeester Pieter Lastman in Amsterdam te hebben verlaten, in 1626 als schilder gevestigd. Van circa vijftig leerlingen hebben kunsthistorici de namen weten te achterhalen, maar het zijn er hoogstwaarschijnlijk veel meer geweest.Schildersleerling in de zeventiende eeuw
De opleiding tot schilderSchilderen was een ambacht dat je, mits je talent had, kon leren bij een meesterschilder. Rembrandt was zelf een jaar of dertien toen hij als leerling begon bij de Leidse schilder Jacob van Swanenburgh. Na en leertijd van twee jaren stapte hij over naar de Amsterdamse historieschilder Pieter Lastman, omdat hij zich wilde bekwamen in de historieschilderkunst.
Leerlingen van een schilder woonden vaak bij hun leermeester in. Ze kregen daar ook te eten. Hun ouders moesten leergeld betalen. Rembrandt vroeg tijdens zij eerste jaren al honderd gulden per jaar voor het opleiden van een leerling, exclusief kost en inwoning. Rembrandt kon dit hoge bedrag, in een tijd dat men in Delft vijftig gulden per jaar al een hoog bedrag vond, zijn hele leven blijven vragen.
De dagen begonnen voor een leerling vaak om vier of vijf uur 's ochtends. Werkdagen duurden zo'n twaalf uur. De doorgaans jonge leerlingen moesten diverse hand- en spandiensten verrichten: het wrijven van de verf, het spannen van doeken op een spieraam en het aanbrengen van de grondering op een doek of paneel. Om te oefenen maakten leerlingen kopieën van de schilderijen van hun leermeester, of ze schilderden schilderijen in dezelfde stijl als hun leermeester. Gevorderde leerlingen mochten hun leermeester assisteren. Ze maakten een schilderij van hun leermeester af, door bijvoorbeeld de achtergrond of de handen te schilderen.
Geschilderd door leermeester of leerling?
De werkwijze in een schildersatelier maakt het niet eenvoudig om te bepalen welke schilderijen eigenhandig zijn (geschilderd door de meesterschilder zelf). Een in het atelier gemaakt schilderij was niet per se gemaakt door de meester zelf. Wellicht was het een grotendeels door een leerling afgemaakt schilderij, een door een leerling vervaardigde fraaie kopie van een schilderij van zijn leermeester, of een door de leerling gemaakt schilderij in dezelfde stijl als zijn leermeester.
Rembrandt had de gewoonte om door zijn leerlingen vervaardigde schildrijen die hem bevielen zelf te signeren, zodat ze voor een hogere prijs verkocht konden worden. Het is daarom niet eenvoudig om te bepalen of een schilderij terecht aan Rembrandt werd toegeschreven. Dat blijkt bijvoorbeeld ui de hier afgebeelde zelfportretten van Rembrandt als jongeman met ringkraag. Het Rembrandt Research Project dat als doel heeft om Rembrandts naam te zuiveren van werken die niet door hem zijn vervaardigd, is van mening dat het schilderij van Rembrandt dat zich in het Mauritshuis bevindt een kopie is, terwijl een vrijwel identiek portret, dat zich nu bevindt in een museum in Neurenberg, door Rembrandt zelf is geschilderd.
Leerlingen in het atelier van Rembrandt
Het is niet helemaal zeker waar leerlingen van Rembrandt hebben gewerkt. Waarschijnlijk werkten ze in Amsterdam op de zolder van Rembrandts huis aan de Breestraat, waar nu Museum Het Rembrandthuis is gevestigd. Ze hadden daar ieder een eigen hokje, afgeschermd door stukken doek. Er zijn ook berichten (die niet iedere kunsthistoricus gelooft) dat hij een pakhuis had gehuurd aan de Bloemengracht in Amsterdam, waar hij zijn leerlingen aan het werk zette.
Leerlingen van Rembrandt van Rijn
Gerard DouDe eerste leerling van Rembrandt was Gerard Dou (1613-1675) De veertienjarige Dou kwam in 1628 in de leer bij de nog geen twintigjarige Rembrandt, die enkele jaren eerder in Leiden een eigen atelier was begonnen. Dou was geen beginneling, want zijn vader had hem opgeleid tot glasschilder. Zijn vader wilde niet dat zijn roekeloze zoon nog langer op de steigers zou staan, reden om hem naar Rembrandt te sturen om opgeleid te worden tot kunstschilder.
Iscaac de Jouderville
Rembrandts tweede Leidse leerling was Isaac de Jouderville (1613-circa 1650). De ouders van Jouderviolle stierven kort nadat hij in 1629 bij Rembrandt in de leer kwam. Zijn ouders waren mensen die omgingen met schilders, dichters en musici. Na hun dood betaalden zijn voogden, twee gereformeerde predikanten, twee jaar lang honderd gulden om hem op te leiden tot volleerd schilder. Na afsluiting van zijn leertijd ging hij met Rembrandt mee naar Amsterdam. Daar kopieerde hij tal van schilderijen van zijn leermeester. Ook schilderde hij schilderijen in de stijl van zijn meester, die Rembrandt signeerde om ze tegen een hogere prijs te kunnen verkopen.
Govert Flinck
De schilder Govert Flinck (1615-1660), afkomstig uit Kleef, had zijn leertijd in Leeuwarden al afgesloten toen hij naar Amsterdam verhuisde. Hij ging in 1633 een jaar bij Rembrandt in de leer, omdat hij zijn manier van werken en zijn schilderstijl onder de knie wilde krijgen. Door kunst naar het voorbeeld van de alom geprezen Rembrandt te maken hoopte Flinck erkenning als kunstenaar te krijgen.
Spoedig wist Flinck Rembrandts werken zo goed te imiteren dat men dacht dat ze van Rembrandt waren. Zoals al eerder opgemerkt had Rembrandt de gewoonte om schilderijen van leerlingen, als ze in zijn ogen wat betreft stijl en techniek perfect waren, te ondertekenen met zijn eigen naam, zodat hij ze kon verkopen voor de (hoge) prijs die hij vroeg voor zijn eigen schilderijen.
Carel Fabritius
Nicolaes Maes
De schilder Nicolaes Maes (1632-1693) was van 1648 tot 1651 bij Rembrandt in de leer. Hij is bekend geworden met zijn genrestukken die vaak het keukenleven tonen van bedienden of slapende oude vrouwen. Dat hij een leerling was van Rembrandt blijkt vooral uit het gebruik van een sterk clair-obscur.
Het schilderij heeft ook een moralistische boodschap. Attributen in de nis als bijbel, zandloper, getijdenboek en lamp illustreren dat de keuze van de oude vrouw voor het gebed een keuze voor het hogere is, dat van meer belang is dan aardse zaken. De combinatie van Rembrandteske stijl en moraliserende boodschap maakt dit schilderij tot een klassieker uit de zeventiende eeuw.