Schilderkunst 17e eeuw: genres
Schilderijen uit de zeventiende eeuw kunnen gerubriceerd worden in genres. Sommige genres zijn achteraf door kunsthistorici bedacht, terwijl andere genres al eeuwenlang bekend zijn. De belangrijkste genres uit de zeventiende eeuw zijn de historiestukken, de genreschilderkunst, de portretten de landschappen en de stillevens. In de zeventiende eeuw hadden de kunsthistorici de meeste waardering voor de historiestukken. Stillevens stonden in hun ogen onderaan de ladder.
Historiestukken
Historieschilderkunst, een ondergewaardeerd genre
De historieschilderkunst is lange tijd ondergewaardeerd. In veel kunstboeken werd er niet veel aandacht aan besteed. Het werd gezien als een genre van buitenlandse herkomst, een genre dat niet goed paste binnen de geschiedenis van de Hollandse schilderkunst uit de zeventiende eeuw. Recentelijk is er sprake van meer belangstelling voor de Hollandse historieschilderkunst.
De waardering voor de historieschilderkunst in de zeventiende eeuw
In de in de zeventiende eeuw geschreven leerboeken over de schilderkunst werd de historieschilderkunst erg gewaardeerd. Het genre stond bovenaan de ladder, want het genre werd als moeilijkste gezien. Een historiestuk (historieschilderij) toont een voorstelling uit de geschiedenis van een onderwerp dat ontleend is aan de bijbel, de mythologie of de vaderlandse geschiedenis. Een schilder van historiestukken moest dus kennis hebben van de belangrijkste gebeurtenissen uit de bijbel, de mythologie en de vaderlandse geschiedenis. Bovendien moest hij verstand hebben van de regels van het centraal perspectief, van sculptuur en architectuur, van epigrafie, en van de lichaamsbouw en anatomie van mensen en dieren.
Wat is een goed historiestuk?
Leon Batista Alberti schreef in 1435 in een schilderstraktaat waar een historiestuk volgens hem aan moest voldoen. Het moest in de eerste plaats een overvloedige voorstelling zijn, met iedereen (mannen, jongens, paarden, gebouwen, enzovoorts) op de juiste plaats. Er is een aangename verscheidenheid van lichamen en kleuren. Door in de voorstelling emoties op te roepen, door middel van lichaamshoudingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen van de figuren, worden de toeschouwers emotioneel bij de voorstelling betrokken. Door een uitgekiende compositie, die uitgebreid is voorbereid in voorstudies, kunnen de toeschouwers genoegen aan de voorstelling beleven. Een voorstelling die aanspoort tot medeleven en die aangenaam is om te zien, kan de toeschouwers onderrichten (er kan een les uit de voorstelling worden geleerd).
De Hollandse variant van het historiestuk
De eerste schilders van Hollandse historiestukken worden wel de pre-rembrandtisten genoemd. Ze specialiseerden zich in mythologische en Bijbelse taferelen. Hun schilderijen hebben vaak een klein, liggend formaat. Dat maakte het mogelijk om veel figuren naast elkaar op de voorgrond te plaatsen. Het zijn voorstellingen met een lage horizon. Er is sprake van veel bijwerk. Er zijn, naast de hoofdscène, nog allerlei figuren en voorwerpen te zien.
Veel later geschilderde historiestukken uit de zeventiende eeuw vertonen 'rembrandteske' trekken: de voorkeur voor een vergezocht en ongebruikelijk thema uit het Oude testament, een kleurstelling van geel, bruin en fluwelig rood, en een borstelige penseelstreek.
Gemaakt voor de vrije markt
Historiestukken werden doorgaans niet in opdracht gemaakt. Ze waren bestemd voor de vrije verkoop. In het atelier van een historieschilder stonden historiestukken met mythologische en Bijbelse onderwerpen te wachten op een koper.
In het calvinistische Holland was de kerk geen opdrachtgever voor of koper van historiestukken met Bijbelse taferelen. Die historiestukken werden gekocht door leden van de welgestelde bourgeoisie. De grote ruimtes in hun (land)huizen werden niet alleen gevuld met portretten. Er werden ook historieschilderijen met Bijbelse taferelen gekocht. Voor de calvinisten was het bezitten van die schilderijen een bewijs van hun godvruchtigheid.
Schilders van historiestukken
Pieter Lastman (1583-1633)
Tobias trekt de vis uit het water, Pieter Lastman /
Bron: Pieter Lastman, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De belangrijke historieschilder Pieter Lastman heeft veel andere historieschilders beïnvloed. Deze vernieuwer van de historieschilderkunst maakte naam met composities en onderwerpen in een levendige stijl. Lastman verbleef enige tijd in Italië. Zijn figuren en landschappen op de achtergrond doen niet zelden aan Italië denken. Rembrandt was een van zijn leerlingen.
In zijn schilderij
Tobias trekt de vis uit het water (1613) wordt een Bijbelverhaal weergegeven. Tobit werd blind. Zijn zoon Tobias reisde in het gezelschap van een hond en een engel. Tijdens het baden werd Tobias aangevallen door een grote vis. Hij wist de vis te doden. Met de naar huis meegenomen gal van de vis werd de blindheid van Tobit genezen.
Gerbrand van den Eeckhout (1621-1674)
Isaac en Rebecca, Gerbrand van den Eeckhout /
Bron: Geheugen van Nederland
De Amsterdamse schilder Gerbrand van den Eeckhout schilderde portretten en historiestukken. Een van zijn beste historiestukken is
Isaac en Rebecca (1665). Het schilderij, dat vrij groot is van formaat (128 X 178 cm), is rijk aan genoeglijke details.
In het vierentwintigste boek van Genesis geeft Abraham een knecht de opdracht om een vrouw voor zijn zoon Isaac te vinden. De knecht gaat met tien kamelen op pad. Hij treft spoedig Rebecca aan. Het meisje is maagd en heeft een zeer schoon uiterlijk. Isaac nam Rebecca, zo besluit het Bijbelverhaal. Zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. In het schilderij geven Isaac en Rebecca elkaar de hand. Dit gebaar toont, volgens de traditie aan, dat ze al gehuwd waren. Van den Eeckhout heeft Rebecca niet, zoals de Bijbel wil, gesluierd weergegeven.
Rembrandt van Rijn (1606-1669)
Bileam en zijn ezelin, Rembrandt van Rijn /
Bron: Rembrandt, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Rembrandt heeft, net als zijn tijdgenoten, slechts een klein aantal historiestukken met als onderwerp en verhaal uit de klassieke mythologie geschilderd. Hij schilderde vooral historiestukken met Bijbelse verhalen als onderwerp. Rembrandt rondde in Amsterdam zijn leertijd af bij de in de zeventiende eeuw vermaarde historieschilder Pieter Lastman. Na zijn terugkeer in Leiden werkte Rembrandt in zijn eigen atelier.
Zijn vroegst gedateerde schilderij
De steniging van Sint Stefanus (1625)is een historiestuk. Een ander historiestuk uit zijn beginperiode is
Bileam en en de ezelin (1626). Het tafereel heeft hij grotendeels overgenomen van een schilderij van zijn leermeester Pieter Lastman. Rembrandt geeft de beweging en de gebaren wel veel nadrukkelijker weer. De bek van de ezelin is op zijn schilderij veel verder open gespreid, en de de man met de knuppel haalt veel verder uit.
In het verhaal uit het Oude Testament geeft Barak, de koning van de Moabieten, de profeet Bileam de opdracht om het volk van Israël te vervloeken. Bileam merkt niet dat er onderweg een engel des Heren verschijnt. De ezelin merkt het wel. het dier wil daarom niet meer verder. Bileam geeft haar stokslagen. De ezelin krijgt het vermogen om te spreken. Nadat de Heer de ogen van Bileam heeft geopend, ziet hij de engel. Hij besluit om het uitverkoren volk niet langer te vervolgen. Het volk van Israël wordt door hem gezegend.
Landschappen
Nieuwe manieren om het landschap weer te geven
Spoedig na de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vonden Nederlandse landschapsschilders een nieuwe manier om het vlakke, waterige en weinig dramatische Nederlandse landschap uit te beelden. Hun schilderijen weken af van de weken af van de schilderijen van de Vlaamse Nederlandse landschapsschilders uit de vijftiende en zestiende eeuw. Landschappen van Nederlandse landschapsschilders uit de zeventiende eeuw zijn nooit decors voor Bijbelse of mythologische verhalen. Het zijn ook geen voorstellingen van de seizoenen in de trant van Pieter Breugels 'Maanden'. Ook zijn de Nederlandse landschappen doorgaans geen uitdrukking van trots op privé eigendommen, zoals in Rubens gezichten op zijn eigen landgoed.
In de ontwikkeling van de Nederlandse landschapsschilderkunst valt op dat Hollandse schilders de horizon, die hoog was bij Vlaamse landschapsschilders, steeds lager legden. Bovendien werd de toevoeging van menselijke bezigheden (de menselijke 'stoffage') in de vroege Hollandse landschappen steeds meer vervangen door het schouwspel van het landschap: een waterval, woeste wolkenpartijen, een zonsondergang, enzovoorts.
Een geliefd genre
Een opmerkelijk groot aantal landschapsschilderijen uit de zeventiende eeuw is bewaard gebleven. Landschappen werden zelden in opdracht geschilderd. Ze werden meestal geschilderd voor de vrije verkoop. Het overgrote deel van de landschapsschilderijen werd voor bescheiden bedragen verkocht. Tot de kopers behoorden, zo blijkt uit bewaard gebleven inventarissen, kooplieden, middenstanders, beoefenaren van vrije beroepen en welgestelde ambachtslieden in de grote steden. De landschapsschilderijen dienden als decoratie van woonhuizen.
Geen weergave van de werkelijkheid
De Joodse begraafplaats, Jacob van Ruisdael /
Bron: Jacob van Ruisdael, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Landschapsschilderijen uit de zeventiende eeuw zijn, hoewel afzonderlijke gebouwen en plekjes vaak te herkennen zijn, geen getrouwe weergave van de werkelijkheid. De vaak herkenbare stukken land, die rechtstreeks aan de natuur lijken te zijn ontleend, zijn zelden topografisch juist. Zo ie het schilderij
De joodse begraafplaats van Jacob van Ruisdael een combinatie van graftombes van het joodse kerkhof in Oudekerk aan den Amstel, een ruïne die doet denken aan de ruïne van de abdij van Egmond, en een door de schilder gefantaseerd landschap.
landschapsschilderijen uit de zeventiende eeuw werden altijd in het atelier gemaakt, Het was niet mogelijk om verf mee te nemen. Pas in de loop van de negentiende eeuw konden landschapsschilders, dankzij de beschikbaarheid van verf in tubes, ter plaatse schilderen. Landschapsschilders ui de zeventiende eeuw maakten wel schetsen ter plaatse, die ze in hun atelier uitwerkten tot een geheel.
Bewondering voor de natuur
Uit de zorg waarmee landschapsschilders het landschap weergeven blijkt wel degelijk bewondering voor de natuur. De stad is een schepping van de mens en de natuur is een schepping van God. Het bekijken van de geschilderde landschappen, met de tegenstelling tussen de stad en het weidse landschap eromheen, kon leiden to bewondering voor de Schepper en tot beschouwingen van religieuze aard. De natuur werd in de literatuur van de zeventiende eeuw het tweede boek van God genoemd. De woorden van God maken zich dus zowel in de bijbel als in de natuur kenbaar.
Schilderijen van Italianiserende landschapsschilders
Kudde schapen in de wei, Aelbert Cuyp /
Bron: Aelbert Cuyp, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De Nederlandse aristocraten uit de zeventiende eeuw gaven de voorkeur aan landschappen in Italiaanse trant. Die landschappen werden geschilderd door Hollandse landschapsschilders die Italië hadden bezocht. Ze hadden daar kennisgemaakt met het zonovergoten Italiaanse landschap, de resten van de klassieke oudheid en de schilderijen van beroemde Italiaanse schilders.
Niet alle Italianiserende Hollandse landschapsschilders hadden overigens Italië bezocht. Ze konden zo schilderen omdat ze schilderijen van uit Italië teruggekeerde Hollandse schilders hadden gezien. Zo schilderde de landschapsschilder Aelbert Cuyp, die nooit in Italië was geweest landschappen en bergen in een scherp zonlicht. De toeschouwer van zijn schilderijen waant zich in Italië.
De waardering voor landschappen
De status van de landschapsschilderijen is vergelijkbaar met die van portretten. Landschapsschilderijen werden in groten getale op de kunstmarkt verkocht. In de zeventiende eeuw eerden ze door kunsthistorici echter minder gewaardeerd dan historieschilderijen. Waarom? Omdat landschapsschilderijen volgens die kunsthistorici in de eerste plaats de natuur en niet de mens tot onderwerp had. Men vond wel dat de weergave van de natuur voldoende uitdagingen bood voor de schilders om hun kunnen te tonen. Landschapsschilderijen werden daarom niet tot het hoogste, maar evenmin tot het laagste genre gerekend.
Stillevens
Verschillende soorten stillevens
Er waren in de zeventiende eeuw talloze schilders van stillevens, Het woord stilleven, dat men nu gebruikt voor voorstellingen van levenloze voorwerpen, kende men in de zeventiende eeuw nauwelijks. Men duidde schilderijen aan met wat er te zien was: een banket, een fruitstuk, een ontbijt, enzovoorts. Bij de stillevens kunnen er diverse 'subrubrieken' (soorten) worden onderscheiden: bloemstillevens, jachtstillevens, keukenstillevens, pronkstillevens, enzovoorts. Er waren schilders die zich specialiseerden. Ze schilderden bijvoorbeeld uitsluitend bloemstillevens.
Zo echt mogelijk weergeven
Pronkstilleven met vruchten, een pastei en drinkgerei, Jan Davidz. de Heem (1651)
Schilders van stillevens streefden ernaar om in verf de kleuren van de levenloze voorwerpen zo echt mogelijk weer te geven. Nauwkeurig wordt weergegeven hoe de voorwerpen het licht weerkaatsen of opnemen. Getoond wordt dat vruchten zonder schil er anders uitzien dan vruchten met schil. Dat is bijvoorbeeld goed te zien op de pronkstillevens van Jan Davidz. de Heem. Te zien zijn onder andere kostbare kleden van diverse stoffen, en schalen en vazen van kostbaar materiaal. Zijn pronkstillevens zijn geraffineerd opgebouwd. De verschillende voorwerpen zijn met zorg gekozen. Ze zijn doordacht opgesteld in een weloverwogen compositie. De Heems pronkstillevens waren geliefd bij de leidende klasse. De schilder was reeds tijdens zijn leven beroemd.
Stillevens met een moraliserende boodschap
Vanitasstilleven, Pieter van Steenwijck /
Bron: Pieter Steenwijck, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Stillevens uit de zeventiende eeuw kunnen een moraliserende boodschap hebben. Zo brengt een op een stilleven afgebeelde luit mooie klanken voort, maar die versterven na verloop van tijd. Bloemen en vruchten, hoe mooi ze ook door de schilder van het stilleven zijn weergegeven, verwelken en verrotten. Voorwerpen als een schedel een horloge, of een opgebrande kaars wijzen de toeschouwer op het onverbiddelijke voortschrijden van de tijd. De toeschouwer wordt er door het stilleven aan herinnerd dat rijkdom en overvloed vergankelijk zijn. Soms maakt een opschrift de moraliserende boodschap van een stilleven duidelijk.
Grote deskundigheid vereist
Stillevens zijn een fraaie demonstratie van het kunnen van de schilder. Hij moet immers uiteenlopende voorwerpen zo echt mogelijk weergeven.Bovendien moet hij van deze voorwerpen, met hun verschillende vormen, kleuren en materialen een uitgewogen compositie weten te maken. Een kundig schilder van stillevens kan van levenloze voorwerpen een prachtig schilderij maken.
De waardering voor stillevens
Stillevens tonen, anders dan historieschilderijen, geen menselijke handelingen. Er worden geen lichamen gebaren, gezichtsuitdrukkingen en emoties uitgebeeld. In de kunsttheorie van de zeventiende eeuw stonden stillevens daarom onderaan de ladder.
Het publiek, in Nederland en elders, wist de Hollandse stillevens wel te waarderen. Er was, gelet op het grote aantal stillevens dat bewaard is gebleven, veel vraag naar. Een schilderij van Jan Davidz. de Heem werd al in 1683 opgenomen in de kunstcollectie van de Franse koning Lodewijk de XIV. Caravaggio, een beroemde Italiaanse schilder, verklaarde 'dat het hem evenveel inspanning kostte om een goed schilderij te maken van bloemen als een schilderij van mensen.
Genreschilderijen
Scènes uit het dagelijks leven
Genreschilderijen tonen scènes uit het dagelijks leven. Ze laten bijvoorbeeld vrouwen zien die de was doen of koken, spelende kinderen of mannen die roken, drinken, kaarten of feesten. De benaming genreschilderij gebruikte men overigens pas in de achttiende eeuw. In de zeventiende eeuw werden genreschilderijen aangeduid met termen als een 'kortegaartje' of een 'bordeeltje'.
Een geliefd genre
De genrestukken moesten in de zeventiende eeuw wedijveren met landschappen en stillevens om de gunst van het kunstkopende publiek. Genreschilderijen waren populair bij de gezeten burgers. Deze schilderijen toonden een gedetailleerde voorstelling van een vertrouwde wereld. Bovendien gaven de schilderijen de visie van hun bezitters uitstekend weer.
De morele boodschap van genreschilderijen
Man die een vrouw geld aanbiedt, Judith Leyster (1631) /
Bron: Judith Leyster, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Genreschilderijen uit de zeventiende eeuw hebben doorgaans een moraliserende boodschap. Het realisme van de voorstellingen is dus geen doel op zich. Veel genreschilderijen bevatten toespelingen op seksuele ontsporingen. Het is aan de toeschouwer om zich te amuseren met de getoonde losbandigheid, of om te mopperen over de zondigheid. Een mooi voorbeeld van een schilderij met een seksuele toespeling is [I]Man die een vrouw geld aanbiedt/I] van Judith Leyster (een van de weinige vrouwelijke schilders uit de zeventiende eeuw). De vrouw slaat geen acht op har aanbidder. Zijn attenties zijn niet welkom. Ze negeert zijn uitgestoken hand vol geldstukken.
De waardering voor genrestukken
Genreschilderijen geven geen grote daden weer, zoals de historieschilderijen. Kunsthistorici uit de zeventiende eeuw vonden de getoonde taferelen daarom te gewoon of zelfs banaal. Bovendien vonden ze dat genretaferelen niet moreel verheffend waren. Dat standpunt van de kunstkenners betekende overigens niet dat dergelijke taferelen nauwelijks werden geschilderd. Genreschilderijen waren, zo is al eerder opgemerkt, een geliefd genre.
Genreschilderijen hebben overigens wel de door kunstkenners verlangde afwisseling. Ook kunnen genreschilderijen, net als historiestukken, de toeschouwer bij de handeling betrekken. Bovendien zijn ook genreschilderijen gemaakt om de toeschouwer te behagen, te ontroeren en te onderrichten.
Portretten
Veel vraag naar portretten
Portretten werden doorgaans in opdracht gemaakt. In de zeventiende eeuw legden veel schilders zich toe op het schilderen van portretten. Ze vervaardigden niet alleen portretten van individuen, maar ook portretten van echtparen, families en groepen zoals regenten van een armenhuis, chirurgijns en schutters. Er was, gelet op het aantal portretschilders in de zeventiende eeuw veel vraag naar portretten. De vele welgestelde opdrachtgevers waren bereid om een behoorlijk bedrag voor een portret te betalen.
Waarom gaf men opdracht om een portret te vervaardigen?
Dubbelportret van Jan Rijksen en Griet Jans (1633) /
Bron: Rembrandt, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Geschilderde portretten van families waren in de zeventiende eeuw bijna net zo gebruikelijk als de fotoalbums in de twintigste eeuw. Ongetwijfeld moet ook de trots op de verworven status een reden zijn geweest om een schilder de opdracht te geven om een portret te schilderen. Ook de dood van een familielid was een reden om een portret te laten vervaardigen. Men liet dan een kopie maken van een eerder vervaardigd portret. Was er niet eerder een portret van de overledenen gemaakt? Dan liet men alsnog een portret maken, naar aanwijzingen van de familie of naar op het sterfbed gemaakte schetsen. Het portret wekte de indruk naar het leven geschilderd te zijn. In de zeventiende eeuw was het portret een substituut voor de geportretteerde die er niet meer was.
Er zijn ook schilderijen gemaakt met zowel levende als overleden familieleden. Op de achtergrond van een door Miense Molenaar gemaakt familieportret van een musicerende familie zijn op de achtergrond reeds overleden familieleden geschilderd. Het was een manier om de voorouders te eren.
Ook het huwelijk was een reden om portretten te laten vervaardigen, getuige de vele bewaard gebleven dubbelportretten. Een andere reden om zich te laten portretteren was het bereiken van een bepaalde leeftijd (met 30 jaar bereikte men de ouderdom en 34 jaar was de leeftijd waarop Christus was gestorven).
De prijs van een portret
Voor een als borstbeeld uitgevoerd portret betaalde men circa 40 gulden. Een als halffiguur uitgevoerd portret kostte circa 60 gulden, terwijl men voor een als kniestuk uitgevoerd portret circa 80 gulden betaalde. Wie een familieportret wilde laten vervaardigen moest aanmerkelijk meer betalen. Voor een familieportret van een omvangrijk gezin moest men, zeker als er ook bijwek in de voorstelling was opgenomen, minstens 500 gulden betalen. Dat was in de zeventiende eeuw een aanzienlijk bedrag (het jaarsalaris van een ambachtsman bedroeg in de zeventiende eeuw circa 150 gulden).
De waardering voor portretten
In de schilderstraktaten uit de zeventiende eeuw stond de portretkunst vrij laag aangeschreven. Een portret werd, in tegenstelling tot een uit het hoofd gemaakt historiestuk, gemaakt naar een voorbeeld. Portretten zijn slechts een kopie van de werkelijkheid. Positief is echter, zo schreef Karel van Mander in de zeventiende eeuw, 'dat het gezicht datgene in zich heeft waarmee de waarde en het vermogen van de kunst kan worden getoond. Volgens hem konden portretschilders daarom ook van een portret iets goeds maken.
Het publiek wist in de zeventiende eeuw de portretten wel te waarderen. Aan klandizie hadden de portretschilders doorgaans geen gebrek. Bekende schilders vroegen hoge prijzen. Rembrandt vroeg en kreeg 500 gulden voor zijn portretten.
Lees verder