Klaas Luidens - Oorlogsslachtoffer uit Ulrum
Op dinsdagmorgen 25 april 1944 reisden vier jongemannen uit Ulrum, Jan Brondijk, Tobi van Dijk, Jaap Homan en Klaas Luidens met de bus van de Marnedienst naar de stad Groningen. In Winsum werden de passagiers, zonder te weten waarom, door landwachters uit de bus gehaald. Naderhand bleek dat het hier om een represaille van de Duitsers ging vanwege een aanslag op de SD’er J.L. Keijer, op 22 april in Bedum.
Jaap Homan werd later vrijgelaten omdat hij nog geen achttien was. Anderen, waaronder Jan Brondijk, Tobi van Dijk en Klaas Luidens, kwamen uiteindelijk in Duitsland in werkkampen terecht. Klaas zou nooit meer thuis komen
In de uitgave van Vereniging Historische Kring De Marne, De bewoners van De Marne in de Tweede Wereldoorlog wordt het verhaal verteld aan de hand van de ervaringen van en een interview met Jan Brondijk. Over Klaas Luidens was niet zoveel bekend. Recent is er een aantal brieven boven water gekomen, onder meer een die een medegevangene aan de ouders van Klaas schreef. Mede aan de hand van die brieven is onderstaande geschiedenis samengesteld.
Naar Groningen
Klaas Luidens was een zoon van schoenmaker Jan Luidens, die een winkel/werkplaats had aan de Marktstraat, nu nummer 7. (Hij en zijn vrouw Itje Luidens-de Vries liggen begraven op het kerkhof aan de Leensterweg). Het echtpaar had twee zoons en een dochter. Zoon Klaas, geboren in Ulrum op 3 juli 1920, wordt door nabestaanden omschreven als een rustige, prettige jongeman.
Hij werkte op een bank in Groningen. Door de week woonde hij gewoonlijk in de stad, bij zijn zuster in huis; hij verhuisde zelfs officieel naar Groningen in 1942. In de weekenden ging hij naar z’n ouders in Ulrum. Maar net in die tijd in april ’44 was zijn zuster ziek – ze had difterie - en daarom ging Klaas toen elke dag met de bus van Ulrum naar Groningen heen en weer. Zo ook op die bewuste morgen.
Klaas, Jan en Tobi kwamen dus op 25 april 1944 in Groningen niet terecht op hun plaats van bestemming, maar op een zolder boven het politiebureau. De volgende morgen werden ze op transport gesteld naar kamp Amersfoort.
Vader Luidens is toen nog naar het hoofdkwartier van de SD in Groningen, het beruchte Scholtenshuis, gegaan, om te proberen zijn zoon vrij te krijgen. Het haalde niets uit. Klaas kwam niet terug
Naar kamp Zöschen
Voor veel gevangenen was verblijf in Durchgangslager Amersfoort een verschrikking. Jan Brondijk vertelt in zijn verhaal over de gebeurtenissen (zie p. 65 en verder in
Bewoners van de Marne…) dat Klaas en hij het er wel redelijk afbrachten. De situatie verslechterde toen ze in juli in kampen in Duitsland terecht kwamen. Eerst werden ze tewerkgesteld in een Arbeits-erziehungslager(AEL) in Schkopau, ten zuiden van Halle. Daar kreeg Klaas last van gewrichtsreuma. Hij kon niet meer lopen en werd naar de ziekenzaal gebracht.
Een paar dagen later verlieten de gevangenen het kamp. De zieken zouden later volgen. (Maar dat ging niet door, zo bleek later). Jan en Tobi en de anderen werden overgebracht naar een strafkamp bij Lippendorf, ten zuiden van Leipzig. Klaas Luidens - zo weten we uit een brief die hier verderop aan de orde komt - kwam in Spergau (plm. 20 km. ten zuiden van Schkopau) terecht. Na een bombardement - Klaas verzwakte daardoor nog meer – werd hij naar Zöschen getransporteerd (ten westen van Schkopau). In dat kamp kwam hij in een ziekenbarak. Op de site www. groningergijzelaars.nl lezen we dat het AEL in Zöschen een van de slechtste in z’n soort was. En ook: “Er was 1 waterkraan beschikbaar voor 2000 tot 3000 gevangenen. Het eten bestond uit 2 sneetjes brood en wat watersoep. Op 23 januari 1945 is Klaas overleden door ziekte en ondervoeding. Hij werd begraven door Polen in een veld waar in totaal 500 gevangenen begraven waren. Een groot deel hiervan is later herbegraven in het land van herkomst. 126 lichamen, waaronder Klaas Luidens, zijn verast en zijn in urnen herbegraven naast het monument in het veld buiten Zöschen.”
Brief uit Ulrum
Ook in januari 1945 schreven de ouders van Klaas vanuit Ulrum een brief aan hun zoon. Deze is, evenals de andere brieven die hier aan de orde komen, in bezit van een oomzegger van Klaas – die ook verder voor dit artikel aanvullende gegevens verschafte. De brief is gedateerd 21 januari 1945 en is niet op tijd aangekomen.
Vader en moeder Luidens vertellen dat het in Ulrum een zachte winter is. (Wat maar weer aantoont dat het gegeven van de bijzonder strenge laatste oorlogswinter nuance behoeft…) Uit de brief blijkt dat men in Ulrum vrij recente informatie had ontvangen over Jan Brondijk en Tobi van Dijk. Over Klaas niet, want in de brief staat: “ (…) wij hebben nog nooit bericht van U ontvangen, doch wij hopen dat alles nog goed met U mag wezen”. En: “Wij hopen dat er spoedig een einde aan de oorlog mag komen, dan komt gij ook gauw weer bij ons thuis, daar verlangen wij zo naar. (…) “Nu lieve Klaas, hiermede zal ik maar eindigen en wij hopen dat U deze brief in de beste welstand moogt ontvangen (…). (…) vooral hartelijk gegroet van Uw liefhebbende Vader en Moeder en hopen tot spoedig weerziens, Daag lieve Klaas.”
Klaas Luidens was in Zöschen bevriend met mede-gevangene Albert Haan uit het Limburgse Schaesberg. Deze Albert heeft geprobeerd via anderen de ouders te informeren over de dood van hun zoon. In een brief aan een onbekende “mijnheer”, gedateerd 25 juli 1945, vertelt hij onder meer dat Klaas zijn beste vriend was en dat ze steeds bij elkaar zijn geweest.
Brief aan de ouders
Blijkbaar zijn Albert Haan en de familie Luidens later toch rechtstreeks met elkaar in contact gekomen, want er is een brief van Albert, gericht aan de familie, gedateerd 8 augustus ’45. Ook daarin vertelt hij van zijn vriendschap met Klaas. En: “Altijd lag hij te dromen en te staren en dacht hij aan huis en aan zijn Pa en Ma. (…) Veel heimwee had hij net als ik. Lag ik te huilen dan beurde hij mij weer op door te zeggen: ‘Zoolang is het niet meer, dan zijn wij weer thuis.’ (…) Vaak sprak hij over een meisje (…) waar hij van hield. Dan sprak hij: ‘Als ik thuis kom, dadelijk ga ik naar haar toe.’”
Het zou er niet van komen. Albert schrijft over het levenseinde van zijn vriend: “Zijn laatste woorden waren; ‘Albert, ik geloof dat ik mijn huis en mijn ouders niet meer zie, ga jij en zeg het hun.’ Toen sprak hij niet meer. Hij werd uit zijn bed gehaald en toen weggebracht. Verder konden we niets zien. Ik kon niet lopen en de doodgravers waren Polen.”
Albert geeft tenslotte nog wat gegevens door om via het Rode Kruis mogelijk meer inlichtingen te ontvangen.
Nawoord
Jan Brondijk en Tobi van Dijk hebben de kampen wel overleefd en kwamen weer thuis in Ulrum. In
Bewoners van De Marne in de Tweede Wereldoorlog kunt u er meer over lezen. Jan Brondijk, geboren in 1921, overleed in 2001.
Zoon Henk Brondijk beheert het (uitgebreide) archief betreffende zijn vader en bovendien de hierboven genoemde site www. groningergijzelaars.nl waar veel te vinden is over alle mannen die na de aanslag in Bedum in april 1944 weggevoerd werden.
Tobi (Tobias) van Dijk was geboren in 1925 en overleed in Leens in 1975. In het boek
Ulrum, Christelijk Onderwijs 1870/1990 staat hij op de foto van de examenklas 1942, afd. ULO (p. 92)
In 1949 werd in Ulrum een straat naar Klaas Luidens genoemd.
Lees verder