Hellinga, Lucas en De Groot - Oorlogsslachtoffers uit Ulrum
Jan Hendrik Lucas en Jelle Hellinga (foto) voeren beiden op het m.s. Gerdina. Op 30 september 1942 liep het schip op een mijn en zonk vrijwel onmiddellijk. Jan Hendrik en Jelle kwamen daarbij om het leven. Marten de Groot was in de oorlog politieman in Groningen en actief in het politieverzet tegen de Duitsers. Hij werd uiteindelijk gearresteerd en kwam om in een concentratiekamp in Duitsland.
Inhoud
Jelle Hellinga en Jan Hendrik Lucas
De reis van de Gerdina
Het m.s. Gerdina, in 1935 gebouwd te Waterhuizen (Gr.) voor J. Fortuin, was 253 BRT. groot en had als thuishaven Stavoren.
In het boek De Nederlandse Koopvaardijvloot in de Tweede Wereldoorlog (L.L.von Münching) wordt vermeld dat de Gerdina onderweg was van Hamburg naar Nederland, ter hoogte van Borkum op een mijn liep en dientengevolge zonk. Bovendien staat er dat het schip toen in Duitse dienst voer en dat er zes doden te betreuren waren.
Op tegengestelde koersen
In het boek Op tegengestelde koersen heeft D. Brongers alles op een rijtje gezet wat betrekking heeft op de kustvaart tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarin lezen we dat de Gerdina op 29 september 1942 met een lading chloorcalcium uit Delfzijl vertrok met bestemming de Zweedse haven Gävle aan de Botnische Golf. De bemanning bestond uit zes personen. De kapitein en de stuurman waren respectievelijk Harm en Wim Fortuin, zonen van de eigenaar. Jelle Hellinga was matroos/leerling-stuurman en Jan H. Lucas matroos. ’s Middags werd bij Borkum geankerd waarna de volgende morgen twee Duitse Begleitmatrosen van de Kriegsmarine aan boord kwamen. (Alle schepen hadden van Delfzijl tot lichtschip Kiel en omgekeerd militaire begeleiding aan boord om te voorkomen dat koers gezet zou worden naar Engeland. Verder waren er nog controles op zee en in de verschillende havens.) Na vertrek voer men op de Noordzee door het Huibertgat (bij Borkum), toen volgde een explosie. Het schip zonk vrijwel onmiddellijk. De stuurman en de motordrijver overleefden de ramp, zij werden opgepikt door het Nederlandse schip Harsyl. De overige opvarenden werden niet meer gezien.
Als het waar is, zoals Von Münching stelt dat het schip in Duitse dienst voer, zou dat de werkzaamheden van de bemanning niet bepaald in een gunstig daglicht stellen. Echter, Brongers vertelt dus een heel ander verhaal. En aangezien zijn verhaal meer en meer-correcte details bevat, lijkt het voor de hand te liggen dat als beste weergave te beschouwen van wat er echt aan de hand was.
Jan Hendrik Lucas
Jan Hendrik Lucas was geboren op 16 mei 1924. Een ver familielid, Jaap Lucas uit Groningen – zijn vader voer ook en is bij veel Ulrumers bekend als kapitein Lucas – verschafte bovenstaande informatie over de Gerdina. Over Jan H. mailde hij: “Hij was een zoon van postbode Lucas die tegenover “Foek” woonde. Hij staat op een schoolfoto uit ongeveer 1930 in het boek "130 jaar openbaar lager onderwijs”. Jan Hendrik had een broer en twee zusters. De jongste, Geeske, woont in Zoutkamp. De andere zuster, Aafke, leeft ook nog en woont in Canada.(Situatie 2011.)
Jelle Hellinga
De familie Hellinga woonde aan de Trekweg in het huis naast (nu) de manege. ‘t Was een gezin met 11 kinderen. Een van hen, Arnoldus, woont nog altijd in Ulrum (Akkerstraat); een ander, Marten Jacob, in Winsum. Jelle, geboren 20 december 1920, ging al jong varen: mee met de garnalenvissers in Zoutkamp. Later volgde hij een opleiding als leerling-stuurman. Toen de oorlog uitbrak voer hij al op de kustvaarder m.s. Gerdina, evenals zijn plaatsgenoot Jan Hendrik Lucas. Zijn broer Marten Jacob weet nog dat de burgemeester bij hen thuis kwam om het vreselijke nieuws over de ramp te vertellen
Een herinnering
Naar aanleiding van het artikel over de Gerdina dat in 2011 in de Ollerommer stond, reageerde oud-Ulrumer Dirk Gaasterland. Hij schreef over de laatste keer dat hij Jan Hendrik en Jelle in Ulrum zag onder meer het volgende:
"Het waren jongens om en bij mijn leeftijd die je voor de oorlogsjaren regelmatig in het dorp tegenkwam. Die regelmaat werd minder toen ze zeevarende op de kustvaart waren geworden. Mij is sterk bijgebleven dat ik ze nog een keer zag in Ulrum – het zal in september 1942 geweest zijn. Ik liep op de kruising van Singel – Leensterweg, bij de bushalte van de “Marnedienst”. Daar zag ik Jan Hendrik en Jelle aankomen lopen met hun plunjezak. Ik sprak wat met hen en ze vertelden dat ze naar Delfzijl reisden om weer naar zee te gaan. Ze waren vrolijk gestemd. In de weken daarop waren er in het dorp geruchten dat Jan Hendrik en Jelle op zee waren omgekomen. Maar het juiste heb ik nooit meegekregen. Dat het achteraf gezien de jongens hun laatste vertrek is geweest, is mij altijd bijgebleven."
Marten de Groot
Geboren in Ulrum
Marten werd geboren in 1893. Zijn vader, Mekke de Groot, was arbeider op de boerderij van de familie Hospers die toen nog op de wierde van Elens stond. De familie De Groot woonde daar ook, in de bijbehorende arbeiderswoning. Plm. 1917 is boerderij afgebroken; aan de Elensterweg werd nieuw gebouwd – het huidige Nieuw Elens. Later is ook de arbeiderswoning afgebroken. De familie De Groot woonde ondertussen in de buurt waar nu de Brugweg is.
Politieverzet
Zoals gezegd, zoon Marten groeide op in Ulrum, kwam in het leger en diende later als onderofficier bij de
Marechaussee. Op de betreffende systeemkaart die te vinden is in het archief van de stichting OVCG (Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (te raadplegen via het internet) staat aangetekend dat hij betrokken was bij het politieverzet. Hij woonde toen in de stad Groningen, maar werd gearresteerd in Nijmegen. Hoe hij daar terecht kwam is onbekend, wel lezen we dat hij er gearresteerd werd op 17 maart 1944, nadat hij had geweigerd mee te werken met de Landwacht.
Kamp Langenstein-Zwieberg
Na zijn arrestatie kwam Marten terecht in kamp Vught. Van daar werd hij naar het concentratie kamp Sachsenhausen bij Berlijn getransporteerd. Het gegeven dat er in dat kamp duizenden, meest politieke gevangenen - de schattingen lopen uiteen van 30.000 tot 50.000 - op vaak gruwelijke wijze om het leven kwamen zegt genoeg over de situatie daar. Vervolgens belandde hij in het kamp Langenstein-Zwieberg, in de Harz. De 7000 gevangenen die in de jaren ’44-’45 in dat kamp zaten moesten onder onmenselijke omstandigheden graven aan een verborgen tunnelsysteem in de Thekenbergen (ten zuiden van Halberstadt), onder meer ten bate van de vliegtuigbouw. 2000 van hen kwamen daarbij om het leven, plm. 3000 stierven tijdens dodenmarsen kort voor het einde van de oorlog. Marten de Groot kwam op 20-3-1945 door uitputting om het leven.
Hij was gehuwd met Gezina Hendrika Kijff (1901-1991). Zij ligt begraven op de begraafplaats in Ulrum. Op de steen staan ook de gegevens van Marten: geb. 12-10-1893; overleden in Langenstein (Dld) 20-3-1945.
Lees verder