Nederlands: Middelnederlands, spelling en grammatica
Het Middelnederlands was een wirwar van allerlei dialecten. Een uniforme spelling bestond nog niet. Kopiisten zorgden dat de spelling van de tekst werd aangepast aan het dialect van hun eigen streek. Om die reden is het moeilijk om de tijd en plaats van de originele tekst te achterhalen. Bovendien zijn er veel teksten verloren gegaan. Pas in de negentiende eeuw begon men in de volkstaal (in het diets) geschreven teksten intensief te bestuderen. Zowel spelling als grammatica van het Middelnederlands verschillen van het Nederlands van nu. De verschillen vallen direct op als u een tekst uit de middeleeuwen leest. Kennis van de voornaamste verschillen is dan van belang.
Het Middelnederlands is een misleidende term
In de tweede helft van de twaalfde eeuw nemen Nederlandse dichters de pen op om literatuur in de volkstaal te schrijven. Later verruilen ook ambtenaren het Latijn en het Frans voor de taal van het volk.
Het is eigenlijk misleidend om te spreken van de taal van het Middelnederlands, want in de dertiende eeuw waren de Lage Landen taalkundig nog geen eenheid. De huidige grenzen van ons land bestonden nog niet. Bovendien bestond er geen taalgrens tussen het Duits en het Nederlands. Iedere streek, ieder graafschap en elk vorstendom kende zijn eigen dialect. De uit Limburg afkomstige Henric van Veldeke schreef in het Limburgs, terwijl de uit Gent afkomstige schrijver van
Van den vos Reynaerde zijn verhaal in het Vlaams schreef.
Het Diets
De volkstaal waarin in de middeleeuwen werd geschreven wordt Diets genoemd. Diets betekent
van het diet (van het volk). Iemand iets diets maken betekent dus iemand iets zeggen in de taal van het volk. Hij begrijpt dan wat het
bediedt (beduidt).
Auteurs van een middeleeuwse tekst lieten de lezers soms uitdrukkelijk weten dat ze hun verhaal in het Diets wilden vertellen. Zo begint de Vlaamse schrijver van
van den vos Reynaerde zij verhaal met de mededeling dat hij zijn verhaal naar de Waalse boeken in het Diets wil vertellen:
Dat die avonture van Reynaerde
In dietsche ongemaket bleve ...
Ende hise na den walschen boucken
In dietsche dus hevet begonnnen.
Teksten uit de middeleeuwen als bron voor de studie van het Middelnederlands
Veel bruikbaar materiaal is helaas verloren gegaan. Voor de schrijvers uit de renaissance waren de midddeleeuwen een duistere tussentijd. Veel handschriften uit de middeleeuwen werden zonder pardon verknipt om er boekbanden mee te verstevigen. Andere handschriften uit de middeleeuwen vielen ten prooi aan vandalisme, het vuur of de muizen. Pas in de negentiende eeuw ontstond er weer belangstelling voor teksten uit de middeleeuwen. Taalkundigen hebben dus slechts een beperkt aantal teksten ter beschikking om het Middelnederlands te kunnen bestuderen.
De bewaard gebleven literaire teksten zijn doorgaans niet voorzien van een datum en een plaats. Dat beperkt de bruikbaarheid van een tekst. Taalkundigen willen immers weten hoe het Middelnederlands er op een bepaalde tijd en in een bepaalde plaats uitzag.
De bewaard gebleven teksten wijken vaak af van de door de auteur geschreven tekst. Het zijn vaak handgeschreven kopieën van de originele tekst. Vaak betreft het een kopie van een kopie van de originele tekst. Bij het overschrijven waren fouten onvermijdelijk. Nog lastiger voor taalkundigen die middeleeuwse teksten onderzoeken is het feit dat kopiisten de taal van hun kopie vaak aanpasten aan hun eigen dialect. Het is dus niet eenvoudig om tijd en plaats van de oorspronkelijke tekst te achterhalen.
Ambtelijke teksten uit de middeleeuwen, zoals oorkonden, rekeningen en politieverordeningen, zijn doorgaans wel van een dagtekening voorzien. De oudst bekende in het Middelnederlands geschreven ambtelijke tekst, een vertaling in Gents dialect van de Latijnse statuten van een gasthuis voor lepralijders, werd in 1236 geschreven.
De grammatica van het Middelnederlands
Het Middelnederlands kende nog geen naamvallen. Aan de vorm van het
zelfstandig naamwoord is te zien welke functie een woord in de zin heeft. Zo is
coninc bijvoeglijke bepaling in 'een soon des
conincs', en meewerkend voorwerp in 'hi bat den
coninghe orlof.'
Lidwoorden komen in middeleeuwse teksten niet voor. Zelfstandige naamwoorden worden voorafgegaan door
begeleidende voornaamwoorden (des, die, den), zoals in de zin 'hi bat
den coninghe orlof' (hij verzocht de koning om toestemming). Omdat in deze zin door het zelfstandig naamwoord (coninghe) en het begeleidende naamwoord (den) duidelijk is welke functie het zelfstandig naamwoord in de zin vervult, is er geen voorzetsel nodig. Nu kan in het Nederlands het voorzetsel 'aan' worden gebruikt: hij verzocht aan de koning om toestemming.
Zinnen hadden in de middeleeuwen geen vaste volgorde. Een vaste volgorde was onnodig, want men kon aan de vorm van een woord zien welk zinsdeel het was. Voor lezers uit de middeleeuwen was de betekenis van 'Den coninc zag die rechtere' direct duidelijk: De rechter zag de koning.
Bijvoeglijke naamwoorden (
groot huis) en
bezittelijke voornaamwoorden (
mijn boek) staan in het Nederlands altijd voor het zelfstandig naamwoord. In het Middelnederlands kunnen bijvoeglijke voornaamwoorden zowel voor als achter achter het zelfstandig naamwoord staan: 'Elegast die ridder
goet'; 'ik wille u geven
goeden raet'; 'hi vant het in die boeke
sijn.'
Het Middelnederlands kent de dubbele
ontkenning. In de zin 'ic
en sal
niet moghen gaan' bestaat de dubbele ontkenning uit de elementen
en +
niet. De zin 'dat
en es
gheen grave' heeft de elementen
en +
gheen. De elementen in de zin 'dat hi loech dat hi
nemmee (nimmer)
ne mochte' (hij lachte tot hij niet meer kon) zijn
nemmee +
ne.
De spelling van het Middelnederlands
Bij het lezen van een tekst in het Middelnederlands valt op dat de spelling vaak de spreektaal volgt. Woorden worden aan elkaar geschreven: segghe ic wordt segghic, dat swaert wordt tswaert en de engel wordt dengel.
Omdat er nog geen woordenboeken waren waarin schrijvers de juiste spelling konden opzoeken, schreef iedereen op zijn eigen manier. Zelfs op één en dezelfde pagina kon een auteur een woord op verschillende manieren schrijven. Tussen de verschillende spellingen was doorgaans echter wel sprake van een grote mate van overeenstemming; de verschillen tussen
woort en
woord en tussen
daer en
dair zijn niet groot.
Een algemeen Middelnederlands bestond niet. De verschillende dialecten verschilden van elkaar. Niet ieder verschil is overigens in de spelling terug te vinden, want middeleeuwse auteurs schreven niet alle verschillen op. Duidelijke verschillen als
of en
vier (geschreven door en Hollanders en de Vlamingen) en
af en
vuur (geschreven door de Brabanders en Limburgers) werden wel zichtbaar in de spelling.
Bij het spellen was er geen sprake van consequent toegepaste regels. Zo kwam naast de spelling
weunen ook de spelling
wonen voor, en naast de spelling
veughel komt de spelling
voghel voor. Variatie in spelling kon soms een verschil in stand uitdrukken. Zo wordt in een Brugse kroniek uit de vijftiende eeuw de kampioen van een schuttersvereniging
keunninck genoemd, terwijl de vorst
conick wordt genoemd.
De eerste Nederlandse woordenboeken en taalgidsen
Monniken en scholieren die Latijn leerden konden gebruik maken van door onbekenden gemaakte lijstjes met
glossen (vertalingen in de volkstaal van lastige woorden uit de te lezen Latijnse tekst). Circa 1200 ontstonden uit zulke lijstjes
vocabularia (alfabetisch gerangschikte Latijnse woorden, niet gekoppeld aan een bepaalde tekst, met een vertaling in de volkstaal. Deze tweetalige woordenboeken, de vroegste voorlopers van de Van Dale, hadden als didactisch doel het leren van Latijn.
Voor scholieren die Latijn moesten leren bestonden er ook boekjes met eenvoudige tweetalige gesprekjes. Kooplieden hadden de beschikking over leerboekjes met gesprekjes in het Nederlands-Frans. De naar onderwerp gerangschikte boekjes zijn vroege voorlopers van onze taalgidsjes voor toeristen.
Lees verder