Nederlands: Nieuwnederlands in de 18e en 19e eeuw
Taalkundigen in de achttiende en negentiende eeuw wilden de taal sterk reglementeren. Er werden allerlei regeltjes verzonnen om te komen tot een in hun ogen juiste taal. Gevolg was dat de afstand tussen schrijftaal en spreektaal steeds groter werd. Juristen en dominees gebruikten een plechtige, op de schrijftaal gebaseerde spreektaal. Het gewone volk gebruikte het dialect. In de loop van de negentiende eeuw kwam er verzet tegen de plechtige schrijftaal. Multatuli was een voorvechter van het gebruik van een eenvoudige, natuurlijke schrijftaal. Langzamerhand werd de kloof tussen spreektaal en schrijftaal kleiner. Ook verspreidde zich over het hele taalgebied de door het onderwijs gepropageerde beschaafde spreektaal.
Reglementering van de Nederlandse taal in de achttiende eeuw
In de achttiende eeuw deed men, nog meer dan Hooft, Vondel en anderen uit de zeventiende eeuw, zijn best om te komen tot een algemene schrijftaal. Reglementering van de Nederlandse taal werd in de achttiende eeuw door taalkundigen gezien als hun belangrijkste taak.
Het werk van de taalkundigen bleef niet zonder gevolgen. Taalkundigen verzonnen de ene taalregel naar de andere, om te verbeteren in de taal wat ze niet beviel. Er ontstond een sterk gekunstelde schrijftaal die sterk verschilde van de spreektaal. De schrijftaal was niet langer een op papier vastgelegde vorm van de spreektaal, maar haast een taal apart.
Taalregels van taaldespoten
De vele 'verzinsels' (verzonnen taalregels) van taalkundigen leidden aan het einde van de achttiende eeuw tot protest. De taalkundige Kollewijn sprak smalend van 'taaldespoten uit de pruikentijd'.
De waaraan/aan-wie regel
Een van de verzinsels, dwars tegen het spraakgebruik in, was de regel dat
waaraan gebruikt moest worden bij zaken en
aan wie bij personen. Men moest dus schrijven
Het huis waaraan ik dacht en
De man aan wie ik dacht. Deze regel is overigens nog steeds niet overboord gezet, want de waaraan-aan wie regel wordt nog steeds op veel scholen geleerd.
Regels voor naamvallen
Taalkundigen uit de pruikentijd deden een beroep op het taalverleden. Dit verleden, toen de taal het rijkst was en gekenmerkt werd door grote regelmaat. De taal uit het verleden was de norm, niet de gesproken taal. het feit dat de naamvallen in de zestiende eeuw grotendeels waren verdwenen, was die taalkundigen een doorn in het oog. Ze waren van mening dat een goede en zichzelf respecterende taal naamvallen behoorde te hebben.
Een van de regels was
den leeuw en de deur, want
leeuw was mannelijk en
deur was vrouwelijk. Een andere regel leidde tot het onderscheid tussen
De moeder des kleinen lieves kinds en
moeder der kleine lieve kinderen. Wel of geen
n hing af van het zinsdeel (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of onderwerp), het woordgeslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig), en of het om een enkelvoud of meervoud ging. Deze verzinsels zijn inmiddels overboord gezet. Naamvallen zijn in het Nederlands vrijwel verdwenen.
Kritiek op het de schrijftaal van Vondel en Hooft
Ook de taaldespoot Balthazar Huydecoper zocht de zuiverheid van de taal in het taalverleden. Zijn motto was: 'Hoe nader aan den oorsprong, hoe verder van het verderf.' Hij had kritiek op het taalgebruik van Vondel, omdat Vondel (bijvoorbeeld) schreef 'de enige waarmee ik wens te trouwen', in plaats van 'de enige met wie ik wens te trouwen'. Ook Hooft werd door Huydecoper op de vingers getikt, omdat hij (bijvoorbeeld) het woord
lof zowel mannelijk als vrouwelijk liet zijn: '
den lof des dichters, ik ben
ze u schuldig.
Vergeefs verzet tegen het taalverleden als norm
Het taalverleden bepaalde, zoals al eerder opgemerkt, de norm. Séwel was een taalkundige die zijn grammatica ook op de gesproken taal wilde baseren, maar zijn 'Nederduytsche spraakkunst' (1708) kreeg geen bijval. Hilarides, een taalkundige uit Dokkum, wilde niet aannemen dat het Nederlands naamvallen kende, reden om hem 'een botterik uit Friesland' te noemen.
De Nederlandse taal in Vlaanderen in de achttiende eeuw
De bovenlaag in het Nederlandstalige gebied van Vlaanderen verfranste. Adel en gegoede burgerij spraken Frans. Bovendien waren er in de achttiende eeuw geen toonaangevende Zuid-Nederlandse auteurs. Gevolg was dat het Nederlands in de loop van de achttiende eeuw in verval raakte.
Het gewone volk bleef het Nederlands echter trouw. Pastoors preekten in de achttiende eeuw in het Nederlands, door rederijkerskamers werden Nederlandse toneelstukken opgevoerd, en het lager onderwijs werd in het Nederlands gegeven. De lage status van het Nederlands bleek onder andere uit het feit dat het voortgezet onderwijs snel verfranste, en uit het feit dat de Nederlandstalige pers ondergeschikt was aan de Franse pers. Zo werden ideeën over de Verlichting uitsluitend via de Franstalige pers verspreid.
Kanseltaal in de negentiende eeuw
In de eerste helft van de negentiende eeuw was de geschreven taal de norm voor de gesproken taal. Dat leidde tot een onnatuurlijke en stijve spreektaal. Het was een kanseltaal, die gebruikt werd door predikanten, juristen en overheidsdienaren.
In het koffiehuis of op de markt werd deze plechtige taal niet gebruikt. Voor het gewone volk was het dialect de voertaal.
Verzet tegen de schrijftaal
De schrijver Multatuli verzette zich in de jaren zeventig van de negentiende eeuw tegen de plechtige schrijftaal. Hij wilde de schrijftaal dichter bij het volk brengen, ouderwets taalgebruik vermijden en natuurlijker schrijven.
Multatuli steekt in zijn boeken
Max Havelaar en
Woutertje Pieterse veelvuldig de draak met de plechtige schrijftaal. Hij wilde het liefst alle schoolse regels overboord zetten en schrijven zoals men sprak. Dat het niet gemakkelijk was om te schrijven zoals men sprak blijkt uit zijn beroemde uitspraak: 'Ik leg mij toe op het 't schrijven van levend Hollandsch. Maar ik heb schoolgegaan.'
De Multatuli probeerde het gebruik van schrijftaalwoorden te vermijden. Hij schreef (bijvoorbeeld)
getrouwd en niet gehuwd,
zei en niet zeide, en
weer en niet weder.
Veranderingen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw
In de steden van Holland ontstond een algemeen verzorgde spreektaal. In de tweede helft van de negentiende eeuw verspreidde deze algemeen verzorgde spreektaal zich over het hele Nederlandse taalgebied. De groep die de algemeen verzorgde spreektaal sprak, met zijn normen voor uitspraak, woordenschat en zinsbouw, breidde zich snel uit. De algemene, verzorgde taal werd gepropageerd door en geleerd in het onderwijs.
Lange tijd stond het geschreven woord model voor het spreken. De reeds genoemde Multatuli was een van de eerste schrijvers die dat omdraaide. Hij was van mening dat schrijvers zo gewoon mogelijk schrijven, dus ongeveer zoals het gezegd werd. Het spreken werd, naarmate de negentiende eeuw vorderde, steeds meer model voor het schrijven. Tegen het einde van de negentiende eeuw was de kloof tussen spreektaal en schrijftaal aanmerkelijk kleiner geworden.
Lees verder