Rijmwoorden A | Rijmwoorden E | Rijmwoorden I | Rijmwoorden O | Rijmwoorden U |
eb - ep echt(en) | echt - edet | ed - et | ed - etede | edel - eden | eden - ederedert | eder - ee |
---|---|---|---|---|---|---|
eb heb klep mep nep pep rep schep step web handicap verlep wegebben aanheb door heb om heb op heb spinneweb ech - echten
echthecht knecht legt recht slecht specht vecht vlecht zegt belegd berecht beslecht bevecht gedregd gehecht gelegd gerecht gevecht gezegd terecht aanhecht aanrecht aanzegt vasthecht vastlegt ingelegd regelrecht tegen vecht steen legt kon slecht onecht onrecht ontzegd oprecht(on) | loodrecht voorrecht(be) uitvecht echter hechter legt er rechter slechter trechter vechter berechter voorvechter ed - et
bedbet(ten) bête (Fr.) flat het jet (vliegtuig) met net pet plet pret red set (Eng.) smet spet tred vet wed wet zet belet besmet bezet brevet gebed gebet gelet geplet gered gesmet gewed gezet je van het recette servet skelet temet terugzet vedette verlet verzet alfabet af(ge)zet | lavet(bad) ballet banket enquête (Fr.) kantelbed karpet kwartet manchet pakket pamflet parket aan(ge)zet amourette amulet baret cabaret cachet cassette daarnet facet kabinet kadet klarinet lavet marionet palet raket tablet taboeret etiket etiquette menuet nederzet uiteenzet zeebanket kwintet in ’t net in(ge)zet pincet twinset biljet pipet sigaret silhouet spinet bonnet complet corset grondwet kornet korte metten lorgnet om(ge)zet onbesmet onnet ontsmet ontzet | op(ge)let opgezet opzet portret sorbet stop(ge)zet trompet(lof) volvet vooropgezet autoped closet croquet door(ge)zet koket loket open(ge)zet over(ge)zet voort(ge)zet bouquet couchette couplet doublet poulet roulette budget buffet natuurwet sujet bruidsbed uitred uitzet vooruitzet tête a tête nauwgezet gelijke tred ede
bedebrede mede rede schede schrede slede snede trede vrede zede daarmede haardstede waarmede hiermede in stede intrede schimprede | doorsnede gerede edel (en)
bedeledel label onedel schedel veredel eden
dedengleden heden kleden kneden leden meden reden schreden smeden sneden steden streden treden zeden bekleden beleden beneden bereden besneden besteden bestreden betreden gebeden gegleden geleden gemeden gereden geschreden gesneden gestreden getreden het heden tevreden terugdeden teruggeleden terugreden terugtreden verbreden verdeden vergleden verkleden verleden vermeden verreden vertreden af(ge)gleden | af(ge)reden af(ge)sneden af(ge)treden lang geleden aanbesteden aandeden aan(ge)beden aan(ge)reden aan(ge)treden aankleden binnentreden inkleden intreden Hof van Eden omstreden onbereden onbestreden onbetreden ontdeden ontevreden ontkleden op(ge)sneden optreden voldeden volstreden doorsnede overleden overreden overschreden overtreden hoeveelheden toetreden uitdeden uitkleden uitreden uit(ge)scheden uitschreden eder - edert
brederleder neder reder teder veder weder wreder besteder betreder gereder terneder verneder(d) verteder(d) overreder | overtreder optreder sedert ee
dee (deed)fee gee hé! mee nee ree slee snee thee tree twee vee vree (vrede) wee zee de pee gedwee tevree ach nee bal masqué bracht mee employé (Fr.) entree (Fr.) foyer (Fr.) gaf mee nam mee santé (Fr.) soiree (Fr.) 't valt mee ABC allee (Fr.) allez (Fr.) AOW blasé (Fr.) café cahier (Fr.) daarmee ga mee habitué (Fr.) hachee maakt wat mee matinee paté (Fr.) varieté waarmee bedstee brengt ’t mee helpt mee nescafé per se telt mee |
ee - eedeet | eed - eet | eed - eef | eef | eefs - eeft | eeft - eekeekt | eek - eeks |
---|---|---|---|---|---|---|
werkt mee decolleté deed mee deelt mee geeft 't mee leef mee métier (Fr.) negligé neemt 't mee resumé sleept ’t mee TV dictee dingt mee intree invité (Fr.) in zee cliché (Fr.) diner (Fr.) hielp mee idee privé (Fr.) risee 't viel mee collier (Fr.) comité (Fr.) congé (Fr.) corvee dong mee hofstee portemonnaie doorsnee logé (Fr.) oh nee oh wee ok (Am.) protegé (Fr.) doet mee no cure no pay (Eng.) nouveauté souper tournee puree vuurzee heimwee maintenee eed - eet
beetbreed deed eed gleed heet keet kleed | kreet kweet (kwijten) leed made (Eng.) meed met plaid reed reet schreed sleet smeed smeet sneed speet spleet streed treedt vleet (bij de) vreet weet wreed zweet bekleed bereed besteed betreedt bezweet decreet gekleed gereed gesmeed terugbeet terugdeed teruggleed terugreed terugschreed terugtreedt verbreed vergeet vermeed versleet verweet afdeed afgleed asceet atleet haarbreed magneet planeet self made (Eng.) weggleed discreet indiscreet intreedt misdeed dieet | tenietdeed zieleleed compleet concreet opeet optreedt voldeed doorkneed doorsneed home made (Eng.) komeet opendeed overreed overtreedt poeët profeet proleet voordeed voortschreedt up to date (Eng.) voorbijgleed eef
beefbleef dreef geef kleef leef neef safe scheef schreef streef weef wreef zeef zweef bedreef begeef beleef beschreef gebeef te geef teruggeef terugscheef verbleef vergeef verschreef afbleef afdreef afgeef afschreef vastkleef aanbleef | aandreef aangeef aan geef (de brui) aankleef nageef nastreef hergeef herleef meegeef meeleef tegenstreef weergeef weerstreef indreef ingeef inschreef inwreef misdreef bijbleef prijsgeef vrijbleef vrijgeeft vrij leeft om geef omgeef omschreef opbleef op dreef opgeef opleef opschreef blootgeef doordreef doorgeef doorleef overbleef over de schreef overdreef overgeef overgeef overleef toon aangeef voorgeef voorschreef voortdreef voortleef toedreef toegeef toeschreef thuis bleef uitbleef uitdreef uitgeef | uitleef vooruitstreef omgeeft om geeft eefs
goedgeefsscheefs (iets) tevergeefs eeft
beeftgeeft heeft kleeft kreeft leeft streeft weeft zeeft zweeft beleefd(on) beleeft gekleefd geleefd gestreefd gezeefd gezweefd teruggeeft vergeeft afgeeft af heeft afgeleefd vastkleeft aangeeft aan heeft aankleeft nageeft nastreeft hergeeft herleeft meegeeft meeleeft tegenstreeft weerstreeft inleeft inweeft prijsgeeft vrijgeeft vrij heeft vrij leeft omgeeft om geeft | opgeeft opleeft blootgeeft doorgeeft door heeft doorleeft doorzeefd overgeeft over heeft overleefd toon aangeeft voorgeeft voor heeft voortleeft uitgeeft vooruitstreeft deeg kreeg leeg neeg pleeg reeg steeg veeg weeg zweeg besteeg beweeg verkreeg verpleeg verzweeg helleveeg herkreeg terdeeg aanveeg bracht teweeg neerzeeg opsteeg opveeg opweeg overweeg terugkreeg uitveeg eek - eekt
beekbleek breek cake keek kreek kweek leek preek smeek spreek steek | streek week wreek bekeek bestreek geleek terugkeek terugspreek terugweek verbleek verbreek vergeleek verkeek verstreek afbreek afkeek afsmeek afspreek afsteek aanbreek aankeek aansteek nakeek bibliotheek discotheek inbreek inkeek insteek omkeek onderbreek ontbreek ontsteek ontweek opbreek opsteek doodsbleek doodsteek doorbreek doorkeek doorsteek doorweekt oversteek woonstreek toekeek toespreek toesteek uitbreek uitkeek uitsteek eeks
bleeks (iets)feeks rechtstreeks weeks (iets) |
eel | eel | eeld - eelteels | eels - eemeemt | eemt - een | eend - eenteens - eept | eep - eerair |
---|---|---|---|---|---|---|
deel geel heel keel kweel meel rail reëel scheel speel steel teel veel bedeel bespeel besteel beveel geheel gespeel gestreel verdeel verspeel verveel actueel algeheel kasteel part noch deel aandeel gareel kameel krakeel(ge) nadeel(be) aanbeveel gaaf en heel materieel naar de keel tafereel sensationeel traditioneel essentieel exceptioneel penseel perceel personeel sensueel sentimenteel seksueel bezemsteel emotioneel eventueel evenveel experimenteel meedeel merendeel tegendeel | weet ik veel indeel inspeel zinspeel individueel industrieel intellectueel principieel crimineel fideel financieel immoreel prieel spiritueel cocktail formeel opspeel ontsteel commercieel conventioneel officieel onderdeel origineel pronkjuweel doordeel moreel oordeel toneel voordeel zoveel beoordeel bevoordeel momenteel veroordeel vooroordeel boekdeel groen en geel hoeveel cultureel fluweel juweel punctueel substantieel universeel uitdeel uitspeel eeld-eelt
beelddeelt eelt | heelt keelt kweelt scheelt speelt steelt streelt teelt bedeeld bespeelt besteelt beveelt gedeeld geheeld gescheeld gespeeld gestreeld geteeld verbeeld verdeeld vergeeld verheelt verveelt af(ge)beeld aanbeveel benadeelt krakeelt denkbeeld (waan) penseelt meedeelt evenbeeld in(ge)beeld in(ge)deelt(d) in(ge)speelt(d) misdeeld zinspeelt opspeelt toespeelt uitspeelt beoordeelt bevoordeelt bevooroordeeld bijvoorbeeld door(ge)speel(d) (ge)oordeelt(d) veroordeelt voorbeeld voor(ge)speeld eels
deelsrails speels | steels cocktails grotendeels luidkeels (iets): actueels commercieels emotioneels essentieels exceptioneels fideels financieels formeels immoreels individueels officieels origineels principieels reëels sensationeels sentimenteels spiritueeIs traditioneels universeels eem - eemt
claim(t)fleem(t) leem neem(t) teem(t) vreemd zeem(t) zweem(t) beneem(t) bevreemd gefleem(d) geteem(d) verneem(t) vervreemd afneem(t) aanneem(t) waarneem(t) embleem herneem(t) wegneem(t) beetneem(t) meeneem(t) diadeem systeem onderneem(t) ontheemd ontneem(t) ontvreemd | opneem(t) doorneem(t) overneem(t) probleem voorneem(t) inneem(t) toeneem(t) een
beeneen geen heen leen meen neen scheen speen steen teen train ween weeën zeeën beleen bescheen beween geleen gemeen geween meteen sereen te leen verdween verleen vermeen verscheen versteen achtereen algemeen alleen handgemeen vaneen elkeen erheen hetgeen edelsteen fenomeen menigeen ik meen ineen hierheen iedereen sirene | grondsteen obsceen omheen om ween ongemeen ontleen opeen doorheen dooreen homogeen overeen schoorsteen voorheen bijeen hulp verleen toetssteen uiteen uitleen eend -eent
beenteend leent meent traint weent beleent beweent geleend gemeend getraind geweend vereend verleent verspeend versteend lelijke eend ontleend uitleent welgemeend eens
brainseens eveneens ineens opeens oneens weleens wijdbeens eep - eept
capedweep(t) greep | kneep leep sleep streep tape zeep zweep begreep gedweep(t) gesleep(t) afscheep(t) handgreep valreep vastgreep aangreep nasleep inscheep(t) inzeep(t) meesleep(t) onderstreept op(ge)scheept op(ge)zweept voort(ge)sleept kunstgreep teruggreep eer-air
beercreëer deer eer fair heer keer leer meer neer peer scheer sfeer smeer teer veer weer zeer zweer begeer beheer bekeer beweer bezeer crepeer geweer |
eer - eerd | eerd - eersees - eest | eest - eetseeuw - ef | effen - egeggen | ege - egelegen | egen - egerek - ekken | ekkend - ekeleken - ekend |
---|---|---|---|---|---|---|
meneer temeer terneer terugkeer vereer verkeer verleer verteer verweer afkeer afweer aleer alweer atmosfeer varkensleer wanbeheer wanneer evenzeer keer op keer veeleer weleer inkeer insmeer invloedssfeer omkeer ommekeer oneer ongeveer onweer pontveer over en weer zozeer drijfveer gekwinkeleer hoezeer terugkeer eerd
geaccidenteerdgeaffecteerd gedecolleteerd gecoiffeerd gecommitteerd gecompliceerd gekostumeerd gedisponeerd gedistingeerd geëxalteerd gefortuneerd gefundeerd geleerd gelimiteerd gemaniëreerd geparenteerd gepassioneerd gepikeerd geporteerd geposeerd | gepreoccupeerd geproportioneerd geraffineerd gerenommeerd geroutineerd geschakeerd gesitueerd getoucheerd getroubleerd onbeheerd onberedeneerd verbouwereerd verkeerd verleerd verteerd volleerd eers - eerst
eersthardleers heers(t) teers (iets) teerst ten zeerst vooreerst voor ‘t eerst ees
heeslees pees prees race vlees vrees wees bewees genees verrees aflees afprees afvalrace aanprees aanwees nalees nawees watervrees Chinees doorlees oprees zenuwpees eest
beestfeest geest leest meest | peest raced vreest bedeesd bevreesd(on) geneest gesjeesd gevreesd geweest afleest naleest plaaggeest displaced doorleest onbevreesd eets
alreedsheets (iets) kleinsteeds reeds sleets Stater (Un.) steeds eeuw(en)
eeuwgeeuw leeuw middeleeuwen schreeuw(ge) tweeën(ge) zeeën ef
befchef hef kef klef lef tref besef reliëf verhef aanhef onthef ophef overtref effe - effen
effenheffen keffen treffen beseffen | vereffen(en) aanheffen samentreffen oneffen ontheffen opheffen overtreffen eg - eggen
dregeg heg leg pech weg zeg beleg terugweg tussenweg afleg afzeg halfweg aanleg aanzeg waarzeg heg noch steg wegleg heenweg neerleg inleg botweg (p)lompweg omleg onderleg onderweg ontzeg opleg opzeg rondweg gewoonweg overleg overweg spoorweg voorleg voortzeg voorzeg stoutweg toeleg uitleg uitweg bijleg | zijweg ege
collegemanege privilege egel
egelkegel regel tegel vlegel zegel maatregel postzegel stelregel verzegel ijspegel ege-egen
degenkregen negen plegen regen stegen tegen vegen wegen zege zegen zwegen bejegen belegen bewegen gedegen gekregen gelegen genegen geregen gestegen gezegen gezwegen terugkregen verlegen verplegen verzwegen achterwege afgelegen allerwegen halverwege slagregen aanvegen daar(en)tegen waartegen herkregen | welgelegen neergezegen ongelegen ongenegen op(ge)stegen opwegen overwegen toegenegen uitvegen eger
brievenwegerinteger jaeger leger neger veger ek-ekken
bekcheque crack dek drek gek hek lek kek krek kwek lek nek pek plek rek sec shag spek stek strek trek vlek vrek weck wek bedek bestek betrek gebrek gekwek gerek gesprek verrek verstrek vertrek verwek afbek lachebek lafbek schandvlek | afschrikwekkend angstwekkend lachwekkend gelaatstrek samentrek stapelgek vraaggesprek echec lekkerbek wegdek erin betrek(ken) indrukwekkend intrek blauwe plek omtrek ontdek onttrek ontvlek optrek opwek rondtrek voltrek overtrek uitlek uitstek (bij) uitstrek uittrek ekel
hekelkrekel pekel rekel stekel eken-ekend
blekenbreken deken keken kreken kweken leken preken reken smeken spreken steken streken teken weken wreken bekeken bereken bespreken bestreken bezweken gebleken |
eken | eken - ekerekker - ekst | ex - ekt | ek - ekkendel | el - eldelt | eld - eldeelden | elden - eleelen |
---|---|---|---|---|---|---|
gebreken gekeken geleken gestreken getekend geweken terugkeken verbleken verbreken vergeleken verkeken verspreken verstreken verweken afbreken afkeken afreken afsmeken afspreken afsteken afweken halsbreken landstreken aanbreken aan(ge)keken aankweken aanreken aanspreken aansteken aanteken na(ge)keken nareken vraagteken kenteken welsprekend bibliotheken discotheken inbreken inkeken inreken insteken litteken toekeken toereken toespreken toesteken tegenspreken vrijspreken omkeken onderbreken onderteken ontbreken ontsteken ontweken opbreken opkeken | opkweken op reken opsteken broodsweken (witte) doodsteken doorbreken doorkeken doorspreken doorsteken over spreken oversteken voorspreken voorreken voorteken uitbreken uit(ge)keken uitreken uitspreken uitsteken uitstekend uit(ge)streken uitteken uit(ge)weken eker
bekerbleker breker keek er spreker verzeker weker zeker baanbreker golfbreker inbreker onzeker spelbreker ekker
gekkerjekker lekker stekker trekker wekker ontdekker ontvlekker tweedekker verwekker eks-ekst
annexbehekst complex dubbeldeks geks heks | perplex relax sex (seks) tekst triplex ekt
lektnekt rekt secte strekt trekt weckt wekt bedekt gebekt gedekt gelekt genekt gerekt gespekt gestrekt gevlekt geweckt gewekt select verdekt verstrekt vertrekt aspect langgerekt traject defect effect perfect respect dialect direct indirect intellect collecte correct object onbevlekt ontdekt onttrekt op(ge)wekt optrekt volstrekt voltrekt goed gespekt nieuw aspect overdekt project | uit(ge)lekt uit(ge)rekt uit(ge)strekt uittrekt angstwekkend ontzagwekkend zorgwekkend el
belcel el fel hel knel kwel lel pel rel schel snel stel tel vel wel zwel bestel bevel bretel gekwel rebel vergezel versnel verstel vertel achterstel afstel jarretel kattebel parallel pastelvatstel aanbel aanstel aanzwel appel bagatel flanel gebarenspel jawel kapel naspel naturel navertel samenspel samenstel tabel vaarwel varensgezel | herstel metgezel evenwel meetel tegenspel bliksemsnel instel klokkenspel omstel onderstel opstel ontstel onwel veronderstel bovenstel hotel model motel oorlel openstel overhel tentoonstel voorspel voorstel citadel duel hoewel schouwspel teleurstel terugbel terugsnel treurspel uitstel pijlsnel vrijgezel vrij spel vrijstel vrijwel eld-elt
geldheld meld scheld smelt speld veld velt bekneld gemeld gesneld gesteld geweld | vergeldt vermeldt versmelt versnelt versteld welgesteld afmeldt dasspeld grasveld kasgeld slagveld aanmeldt samensmelt samenstelt samentelt ongesteld uitscheldt elde-elden
beldengelden helden knelden kwelden melden snelden spelden (op de mouw) stelden velden welden zelden beknelden bestelden gemelde gevelde vergelden vergezelden vermelden vertelden verstelden afbelden afmelden afstelden aftelden belangstelden dasspelden grasvelden kasgelden slagvelden vastspelden vaststelden aanbelden aanmelden aansnelden aanstelden | samenstelden heensnelden meetelden tegengestelde ongetelde ontgelden opbelden opstelden optelden opwelden pantoffelhelden helden bloot stelden overhelden (ertoe) tegenovergestelden voorstelden voortsnelden geruststelden teleurstelden toesnelden uitschelden uitstelden uittelden ele-elen
delengele helen kelen kwelen schelen spelen stelen strelen telen vele velen bedelen bespelen bestelen bevelen gehele verdelen vergelen verhelen verspelen vervelen algehele kantelen kastelen aanbevelen aandelen kamelen krakelen nadelen (be) |