Rijmwoorden A | Rijmwoorden E | Rijmwoorden I | Rijmwoorden O | Rijmwoorden U |
uw - ubbeluppel - ucht | ucht -uchtenuf - uffen | ug - uggerui - uiden(d) | uier - uif(t)uifel - uichel | uigen - uichenuiver- uik(en) | uik - uikeruil - uilen | uim - uinuip - uis |
---|---|---|---|---|---|---|
cru duw jus kluw luw ruw schuw sluw stuw u uw geduw menu recu revue tenue afschuw(ver) parvenu in casu paraplu schaduw continu fondue individu peluw zenuw(ont) IQ surplus welnu ubbel-uppel
druppeldubbel huppel knuppel strubbel ucht
kluchtkucht lucht tucht vlucht vrucht zucht beducht berucht geducht gehucht gekucht gerucht(buren) gevlucht gezucht verlucht verzucht | baatzucht vraatzucht eerzucht heerszucht hebzucht zelftucht zelfzucht ontucht ontvlucht op(ge)lucht ijverzucht overbrugd spilzucht toevlucht uitvlucht vernielzucht uchte-uchten
duchtenkluchten kuchten luchten vluchten vruchten zuchten beruchte geduchte gehuchten geruchten verluchten verzuchten ontvluchten opluchten uitvluchten uf-uffen
blufduf juf muf nuf puf snuf stuf suf tuf gebluf gepuf gesnuf gestuf gesuf getuf verbluf versuf overbluf | verbluffend vernuft wuft ug
brugkuch mug rug stug terug vlug luchtbrug overbrug vliegensvlug ugger - uchter
beruchtergeduchter nuchter schuchter snugger stugger vlugger ui
builui mui pui rui spui trui ui gele trui regenbui rijkelui verbrui donderbui jongelui klokgelui oprui huilbui uitlui uiden-uidend
bruidenduiden huiden kruiden luiden zuiden beduiden gekruide | geluiden verbruien verluiden welluidend(on) aanduiden eensluidend inluiden onbeduidend uitduiden uier
kruierkuier luier opruier schuier sluier sluimer uier uif-uift
druifduif fuif gnuif huif kluif kuif schuif snuif stuif wuif gefuif gegnuif gekluif geschuif gesnuif gestuif gewuif verschuif verstuif afkluif afstuif instuif uifel-uivel-uichel
huichelduivel(kwel) luifel schuifel(ge) zuivel uig-uigen
buigjuich ruig tuig | vuig zuig betuig gebuig gejuich getuig gezuig verbuig afbuig afluis afwis vaartuig optuigen opzuigen toejuichen voertuigen wegzuigen werktuigen rijtuigen uitbuigen uitzuigen in duigen zintuigen ooggetuigen overtuigen uiger-uiver
buigerruiger vuiger zuiger(bloed) fuiver gnuiver huiver kluiver schuiver snuiver stuiver(ver) zuiver(on) uik-uiken
buikduik fnuik fuik kruik luik pruik puik ruik sluik struik gebruik(wan) verbruik | verstuik lont ruik onderduik ongebruikt ontduik ontluik opduik kuiken misbruik oogluikend uiker - uikel
duikerpuiker ruiker sluiker suiker gebruiker verbruiker onderduiker ontduiker duikel struikel uil-uilen-uilt
buildruil huil kuil muil pruil puil ruil schuil tuil uil vuil zuil behuild gehuild gepruild geruild geschuild verruild verschuil vervuild omruil uithuil uitpuil windbuil uim(en)-uimel
duim | kruim luim pluim pruim ruim ruimte schuim afschuim luchtruim ontruim opruim verruim verzuim wereldruim zeeschuim zuurpruim aftuimel beduimel kruimel tuimel uin - uinen
bruinduin kruin puin schuin tuin bazuin fortuin uip-uipen-uipt
druipgluip kruip kuip sluip stuip zuip bedruipt bekruipt besluipt bezuipt (zich) aankruip aansluip afdruip badkuip lachstuip wegkruip wegsluip uis
buisgruis huis |
uis - uiseuisen - uist | uist - uisteruisteren | uid - uit | uid - uit | uit | uit | uit - uiten |
---|---|---|---|---|---|---|
kluis kruis kuis luis muis pluis ruis sluis struis suis thuis gebruis gedruis geruis gespuis gespuis tehuis vergruis verguis verhuis badhuis bladluis dwangbuis pakhuis wambuis abuis kaartenhuis plavuis warenhuis beeldbuis bedehuis doorkruis gekkenhuis incluis niet pluis uit huis uitpluis uise - uisen
bruisendruisen kruisen kuise ruisen struise doorkruizen | indruisen uist
bruistdruist huist juist knuist kruist puist suist vuist behuisd gebruisd gesuisd verhuist vergruist verguist afsuist doorkruist onbesuisd onjuist ontluisd uitpluist uister - uisteren
bruist erduister fluister huist er juister kluister luister ruist er suist er afluister gefluister influister ontluister opluister verduister uit-uid
bruidbuit duidt | duit fluit fruit guit huid kluit kruid kruit kuit luid luit muit ruit schuit sluit snuit spuit spruit stuit tuit uit beduidt beschuit besluit bespuit geduid gefluit gekruid geluid gemuit geruid geruit gestuit getuit verbruid achteruit afsluit afstuit barstte uit barst er uit brak uit dacht 't uit flapuit gaf 't uit hangt ‘t uit kamt 't uit kwam uit lacht 'm uit pakt uit | sprak zich uit stak uit stalt ‘t uit stapt uit trad 'r uit valt ‘r uit vlakt 't uit zag niet uit blaast ‘t uit daagt 'm uit daaruit draait 't uit laat uit haalt uit kajuit kraamt ‘t uit laat 'm uit maakt ‘t uit praat 't uit raakt uit raast uit schakelt ’t uit schavuit spaart 't uit straalt uit vaart uit waaruit denkt ’t uit eruit legt ‘t uit lekt uit rechtuit rekt zich uit scheldt 'm uit stelt ’t uit telt ‘t uit trekt erop uit vecht' t uit werkt 't uit zendt ‘t uit zet uit bleef uit breekt uit deelt uit geeft 't uit geen duit geen fluit | gleed uit keek uit keert uit kleedt zich uit kneep uit leeft zich uit reed uit rekent uit scheed uit speelt 't uit spreekt zich uit therapeut tekende 'm uit blinkt uit ging uit hing 'r uit in(ge)luid pikt ze eruit springt eruit vindt wat uit vist ’t uit blies 't uit hield 't uit kiest ‘m uit liep uit liet 'm uit riep uit sliepuit! viel uit vliegt ‘r uit ziet er uit! blijft uit breidt (zich) uit dijt uit ijdeltuit kijkt (wel) uit knijpt uit reikt ’t uit rijdt uit scheidt uit weidt uit wijduit wijst ‘m uit wrijft ’t uit blonk uit komt uit | ]kornuit lokt 't uit omsluit onderuit onkruid ontsluit ronduit schold ‘m uit sprong ‘r uit trok erop uit vocht 't uit voluit vond uit weeromstuit zocht 't uit zond ’t uit koos 't uit looft ‘t uit loopt uit nodigt ‘m uit ploos uit geen rooie duit schoot uit slooft zich uit sloot 'm uit spookt wat uit spoot eruit stoot 'm uit vloog eruit voorruit vooruit doet ’t uit groet eruit roeit ’t uit roept uit sloeg uit voer (wat) uit voert ’t uit zoek ’t uit buskruit munt uit put uit rukt uit rust uit bazuint uit buit 't uit | pluist 't uit puilt eruit sluit 'm uit spuit eruit uitbuit uit(ge)duid uitfluit uit(ge)luid uitsluit uiten
buitenduiten fluiten guiten kluiten kuiten muiten ruiten schuiten sluiten snuiten spruiten spuiten stuiten tuiten uiten beschuiten besluiten bespuiten daarbuiten flapuiten naar buiten schavuiten kornuiten omsluiten ontsluiten ontspruiten ijdeltuiten uitbuiten uitfluiten uitsluiten uitspuiten |
uitel - uiteruiven - uizen | uizen - ukukt - ukken | uk - uktuks - ijks | ijks - ululd - ulden | ult - uleulen- ullen | ullen - ulpuls - um | um - ummelunnel |
---|---|---|---|---|---|---|
buidel tuimel tuitel uiter
fluit ermuiter ruiter sluiter (fototoestel) snuiter stuit er stuiter afsluiter beduidt er uitbuiter vrijbuiter uiven
druivenduiven fuiven gnuiven kluiven kuiven schuiven snuiven stuiven wuiven afschuiven instuiven opstuiven toewuiven uiteenstuiven verschuiven verstuiven uizen
buizenhuizen kluizen | luizen muizen pluizen sluizen suizen vergruizen verguizen verhuizen tehuizen badhuizen danshuizen pakhuizen plavuizen warenhuizen beeldbuizen bedehuizen uitpluizen fornuizen vorstenhuizen uk-ukt-ukken
bukdruk luk kruk lukt nuk pluk puk ruk stuk tuk truck uk bedrukt gebukt gedrukt geluk(t) geplukt gerukt | verdrukt verrukt afdruk afpluk afruk handdruk verhapstuk aandruk aanruk nadruk vraagstuk waagstuk indrukt inrukt mislukt uitrukt meesterstuk ukkepuk voetstuk kopstuk onderdruk ongeluk ontruk opdruk opruk opsmuk opgesmukt(on) product verongelukt uks-ijks
buksfluks luxe stuks trucks dagelijks jaarlijks | maandelijks natuurlijks (boven) nauwelijks wekelijks ul
brulbul gul hul knul krul lul mul nul prul pul smul spul sul vul benul gebrul gelul gesmul gesul vergul vervul omhul onthul toebrul uitbrul uld - ulden
brultbult duld huld hult krult schuld smult | sult vult zult (gij) gebruld geduld gehuld gekruld gesmuld gevuld verguld vervuld gulden hulde omhuld ongeduld onschuld onthuld onvervuld tumult ule-ulen
capsuleformule moleculen notulen pendule tule vestibule ullen
brullenbullen gulle hullen knullen krullen nullen prullen smullen spullen sullen | vullen zullen omhullen onthullen toebrullen uitbrullen verhullen vervullen ulp
gulphulp schulp stulp tulp uls
guls (iets)huls impuls vullis wulps ulsel
omhulselopvulsel verguldsel vulsel um
h'm (hum)cum (laude) (Lat.) drum gum hum (in z'n) mum (in 'n) rum album parfum quantum (Lat.) | maximum datum gymnasium stadium ultimatum centrum metrum museum criterium fluïdium idem stiekem minimum forum novum nozem schorem decorum in de lorum opium podium tonicum auditorium sanatorium bliksem kauwgum summum unicum ummel-unnel
hummellummel mummel(ge) pummel tunnel |