De boten van de Vikingen: van soorten tot bouw
Vikingen werden als het ware met boten grootgebracht. De schepen hadden niet enkel een belangrijke rol bij de handel maar ook bij de plundertochten van de Noormannen. Dankzij deze schepen was het makkelijk om bestemmingen zoals Noord-Amerika, Rusland, Engeland, Frankrijk, Groenland en IJsland snel te bereiken. Wat maakte deze boten anders? Waarom waren ze zo snel? Hoe bouwden ze de boten? Welk hout gebruikte men? Welke soorten boten hadden ze?
Wat maakte deze boten anders?
Weinig diepgang
In Noorwegen en Denemarken lagen de meeste nederzettingen van de Vikingen, ook Noormannen genoemd, aan de zee. Vandaar dat boten om te vissen of om handel te doen een noodzaak waren en een belangrijke element waren in hun economische bestaan. Hun boten moest zo gebouwd worden dat ze vlot op zee konden varen maar moesten tevens makkelijk op zandstranden kunnen getrokken worden. De diepgang van het schip speelde hier dus een belangrijke rol. Hoe minder diepgang hoe makkelijker ze het schip op het zand konden trekken.
In Zweden, een ander leefgebied van de Vikingen, vond het meeste binnenlands verkeer ook via het water plaats. Omdat de schepen dus in rivieren moesten kunnen varen, werden ze zo gebouwd dat ze weinig diepgang maakten in het water. Vaak kwam dit ook van pas bij het veroveren of plunderen van andere gebieden. Zo hoefde men niet altijd te varen tot het strand maar kon men dieper het binnenland invaren via de rivieren die uitmondden in de zee. Hun schepen waren dus prima ontwikkeld en efficiënt om er mee te varen op zee en op rivieren.
Zeilen
Men beschouwd de Vikingen als de eerste mensen in Noord-Europa die schepen met zeilen bouwden. In het Europa van toen bouwde men enkel schepen waar roeiers de ‘motor’ waren. De Vikingschepen hadden zowel riemen als zeilen waardoor ze niet afhankelijk waren van de wind.
De schepen waren zo ontworpen dat ze zeer ruwe zee, zoals de Atlantische Oceaan, konden weerstaan. Wanneer ze te kampen hadden met hoge golven, hingen de Vikingen een deel van hun houten schilden over de boeg om die zo te verhogen.
Bouw van de boot
De kiel
De boot bestond uit een massieve eiken kiel die de ruggengraat van het schip was. Deze kiel was sterk genoeg om de lange mast van dennenhout en de grote vierkante zeilen te dragen. De kiel was beplaat met overlappende, overnaadse eiken planken die de romp vormden. Deze planken werden met ijzeren nagels aan elkaar gezet.
De romp
De romp werd door breeuwen waterdicht gemaakt. Dierlijk haar en een laag plek werden gebruikt om de kieren te dichten. De gang was bij de waterlijn dikker dan elders, om de romp te beschermen tegen de druk van de zee.
In de bovenste plank boorde men gaten waardoor de riemen werden gestoken.
De romp kreeg zijn uiteindelijke vorm door spanten aan de huidgang, de overlappende eiken planken dus, te bevestigen.
Dwarsbalken en mastvis
De dwarsbalken over de breedte van het schip dienden als steun voor de dekplanken. Een zwaar stuk hout, ook kolsem of tegenkiel genoemd, werd op de kiel gelegd. Hierop bevond zich de mastvis. De mastvis is een stuk eikenhout met een gat voor de mast.
Soorten boten
Langschip of Drak(k)ar
De boeg van de Vikingschepen was vaak versierd met een felgekleurde slangenkop of draak. Ook had je heel wat houtsnijwerk op de boorden. Dit diende vooral om te intimideren. Het beroemdste scheepstype met een dergelijke versiering was het langschip.
Een langschip is een oorlogsschip om de oceaan te bevaren. Het had een zeil en riemen en was bemand met 70 tot 80 man. Dit waren de schepen die in West-Europa paniek zaaiden. Het kon een snelheid halen van 36 km per uur. Een langschip kon tot 30 meter lang zijn en 4 meter breed.
Snek
Ook deze boot was een oorlogsboot maar dan het kleinere type. In deze boot kon een bemanning zitten van 30 man waarvan 26 roeiers. Het kon een snelheid halen van 27 km per uur en werd vaak gebruikt. Deze boot was 17 meter lang en 2.5 meter breed. Het lag een halve meter diep in het water. Ook de snek had een draken –of slangenkop en houtsnijwerk op de boorden.
Knarr
In tegenstelling tot de snek en het langschip was deze boot niet gemaakt om oorlog te voeren maar diende het als vrachtschip. Deze boot was veel breder dan een langschip en had geen overbodige zaken zoals houtsnijwerk.
De knarr kan als voorloper beschouwd worden van de kogge, het handelsschip dat vaak gebruikt werd tijdens de tweede middeleeuwen. De knarr was hoger gebouwd dan een langschip. In het midden van het schip was een laadruimte. Deze schepen waren gemiddeld 16 meter lang. Men was wel afhankelijk van de wind aangezien het bezeild werd. Het had een bemanning van 6 tot 8 personen.
Lees verder