Het verlichte denken van de ‘Aufklärung’ en de godsdienst
De Verlichting was een intellectuele stroming die, globaal genomen van de tweede helft 17e tot en met de 18e eeuw, een ingrijpende invloed uitoefende op filosofie, politiek, wetenschap en religie. Die invloed is van blijvende betekenis geweest. Kenmerkend voor het verlichte denken is dat men de waarheid meent te kunnen vinden met behulp van de ratio (de rede, het menselijk verstand), in plaats van wat bijvoorbeeld de kerkelijke autoriteit voorschrijft. Het Rationalisme had onder meer grote gevolgen voor kerk en geloof. Heersende opvattingen gingen op de helling. Er was ook tegenstand. Wat de godsdienst betreft is het piëtisme daar een belangrijk voorbeeld van. De Verlichting is niet alleen van blijvende betekenis en invloed geweest. De ontwikkeling ervan is in de loop der tijd altijd doorgegaan. Zo ook zijn er altijd wel aanhangers en tegenstanders gebleven en wordt er verschillend over het belang ervan geoordeeld.
Inhoud
De Verlichting
In de cultuurgeschiedenis wordt de zogenaamde Verlichting (‘Aufklärung’) meestal aangeduid als een intellectuele stroming die zich manifesteerde in de periode die globaal samenviel met de 18e eeuw. In wezen klopt dat niet in die zin, dat de Verlichting meer een proces was dat een langere periode besloeg, globaal genomen van de tweede helft 17e tot en met de 18e eeuw. Meerdere kenmerken komen overeen met die der Renaissance (dat is die andere periode, die bij benadering samenviel met de 15e-16e eeuw, waarbij de term
proces ook gebruikt zou kunnen worden). Bedoeld worden met name de kenmerken individualisme, vrijheid en een empirische geest (waardoor kennis tot stand komt door eigen onderzoek).
Een verschil tussen de twee periodes is dat de Verlichting niet zoals de Renaissance vooral een bovenlaag der bevolking bereikte maar ook een brede laag van de middenklasse. Dat verschil gold minder voor de kerkelijke beweging der
Reformatie die als onderdeel van de Renaissance gezien kan worden; de Reformatie mondde spoedig uit in een brede volksbeweging.
Rationalisme
In de Verlichting staat het Rationalisme centraal. Deze denkrichting heeft een ingrijpende invloed gehad, met de nodige consequenties voor kerk en geloof. Het acht de menselijke ratio (rede) de belangrijkste bron van kennis. Als grondlegger van het Rationalisme kan gezien worden de Franse filosoof René Descartes die van 1628-1649 in de Republiek woonde en werkte en er ook zijn belangrijkste werken publiceerde (o.a.
Discours de la méthode). Een navolger van Descartes was Baruch Spinoza (geboren in 1632 in Amsterdam en in 1672 overleden te Den Haag) die in zijn
Ethica onder meer pleitte voor volledige godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
Invloed van de Verlichting op de wetenschap en politiek
Behalve voor de theologie is de Verlichting ook van cruciaal belang geweest voor de ontwikkeling van wis- en natuurkunde, scheikunde, sterrenkunde, biologie en geneeskunde. Veel invloed en vergaande consequenties heeft zij gehad ten aanzien van het denken over de inrichting van de staat en daarmee op de politieke ontwikkeling, met de
Franse Revolutie (1789-1799) als bekendste product.
Het religieus denken van de Verlichting
Descartes en Spinoza kunnen beschouwd worden als voorlopers van het verlichte denken in de 18e eeuw. Descartes was rooms-katholiek en hoewel hij zowel uit katholieke als gereformeerde hoek zwaar werd aangevallen bleef hij de Kerk trouw en liet de (rooms-katholieke) kerkleer onaangetast. Spinoza, die lid was van de Portugees-joodse gemeente, week verder af van wat gangbaar was en werd door zijn synagoge uitgebannen.
Vanaf eind 17e eeuw leverden in veel landen geleerden en schrijvers kritiek op de heersende kerken en op de gangbare theologie waarin vastgehouden werd aan de traditionele leerregels en geloofsopvattingen. Zij achtten modernisering noodzakelijk. De mens moest mondig worden en zijn opvattingen niet baseren op de autoriteit van de Kerk maar op eigen onderzoek. Daarbij moet hij uitgaan van het verstand, de rede waarmee hij begiftigd is. De rede is de maat der dingen. Van nature is de rede bij elk mens aanwezig. Dus dankzij de rede ontstaat er een natuurlijke religie - zoals uitgaande van de rede er ook een ‘natuurlijke’ staatsleer, filosofie, pedagogiek etc. ontstaan.
Inhoud van het verlichte religieuze denken
Enkele uitzonderingen daargelaten verwierpen de verlichte denkers niet de goddelijke openbaring (God die zich bekend maakt aan de mens). En ook bij hen is er sprake van deugd, voorzienigheid, onsterfelijkheid enzovoort, maar de inhoud ervan veranderde ten opzichte van wat altijd voor waar gehouden was. God werd bij voorkeur aangeduid met een typisch verlichte term: Opperwezen. Zijn bestaan was bewijsbaar; Hij kon trouwens ook ‘Voorzienigheid’ genoemd worden. In de natuurlijke orde der dingen leidt de mens een deugdzaam leven. Als hij dat niet doet wordt hij (door dat Opperwezen) gestraft – in het hiernamaals, want de ziel is onsterfelijk. Jezus van Nazareth was het voorbeeld van de ware deugd. De verlichte denkers achtten het christendom, mits redelijk gezuiverd, de meest volmaakte godsdienst. Blijvende kern van het Evangelie was datgene wat de menselijke rede kon bevatten. Bij de daarvan afgeleide ethiek waren deugd, nut, geluk en loon de kernwoorden.
Ontwikkelingen in Engeland, Frankrijk en de Duitse landen
Hiervoor kwamen met name algemeen geldende kenmerken van het verlichte denken aan de orde. In de praktijk waren er (soms vergaande) verschillen tussen de betreffende filosofen, inclusief de opvattingen betreffende de godsdienst, zoals bij de voorlopers Descartes en Spinoza ook naar voren kwam.
Engeland
John Locke (1632-1704), filosoof van de vroege Verlichting, was een vertegenwoordiger van het deïsme. Deïsme is de belangrijkste vorm van het religieuze verlichtingsdenken – waarbij God wel als schepper maar niet als onderhouder van die schepping gezien wordt ('God verrichtte de aftrap maar speelt verder niet meer mee'). Een andere deïst was
Matthew Tindal (1655-1733) die, in tegenstelling tot Locke, geen ruimte meer liet voor de Bijbelse wonderverhalen. Later noemde hij zichzelf een aanhanger van het pantheïsme (de leer dat alles en iedereen goddelijk is). Religieuze humanisten, die wel een Opperbouwmeester van het heelal erkenden, sloten zich aaneen in de
vrijmetselarij.
Frankrijk
Het verlichtingsdenken in Engeland was dus niet anti-kerkelijk en al helemaal niet anti-religieus. Dat was het overwegend wel in Frankrijk. Daar bleven de vervolgingen van aanhangers der Reformatie en andersdenkenden doorgaan in de 17e en 18e eeuw. Vluchtelingen vestigden zich in de Nederlanden. Bijvoorbeeld de verlichte
hugenoot Pierre Bayle (1647-1706) die openlijk kritiek leverde op hetgeen in de Bijbel gesteld is en weinig ruimte liet aan het religieus geloof. De schrijver
Voltaire (1694-1778) - zie foto bij inleiding - bestreed de heersende kerk in Frankrijk en kwam op voor vervolgde protestanten. De filosofen/schrijvers
Diderot en D'Alembert voerden de redactie van de
Encyclopédie (geschreven in de jaren 1751-1766) en vulden die zelf voor een deel. Dit omvangrijke boekwerk van 26 delen moest de kennis onder de mensen brengen die zij cruciaal achtten voor het individu om vrij te kunnen denken en vrije, goede en tolerante burgers te kunnen zijn die zo een verlichte samenleving vormen. De befaamde filosoof en schrijver J.J. Rousseau schreef ook artikelen voor de
Encyclopédie. Wat godsdienst betreft zag hij de goddelijke inspiratie werkzaam in het menselijk geweten.
De Duitse landen
In de Duitse landen kwam het verlichte denken wat later op gang. De veelzijdige geleerde
G.W. (von) Leibnitz (1646-1716) geldt er als voorloper. Hij schreef in het Frans en voor vakgenoten. Zijn denkbeelden werden begrijpelijk gemaakt voor de burgerij door de filosoof
Christian Wolff (1679-1754) die doceerde aan de universiteit van Halle, een bolwerk van lutheranisme. Hij ondervond de nodige tegenstand van de traditionele en piëtistische collega-docenten en werd ontslagen. Met het aantreden van de verlichte vorst Frederik de Grote van Pruisen (1740-1786) kon hij weer terugkeren. Frederik gaf graag alle ruimte aan verlichte denkers; hij vond dat iedereen naar eigen inzicht moest kunnen geloven.
Een verdere ontwikkeling in de visie ten aanzien van de menselijke Rede is dat er toch ook beperkingen aan moeten worden gesteld. De grote filosoof van die opvatting was
Immanuel Kant (1724-1804). Zijn beroemdste boek, uit 1781, is getiteld:
Kritik der reinen Vernunft, Volgens de zuivere rede is een Godsbewijs onmogelijk; wat niet wegneemt dat hij volop
theïst blijft ('God bestaat').
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
De 80-jarige oorlog (1568-1648) leidde tot de situatie dat
de calvinistische, gereformeerde kerk tot 1795 de bevoorrechte kerk in de Republiek was (het gebruik van de term 'staatskerk' in dit geval is discutabel). Tijdens de synode van Dordrecht (1618-1619) werd de leer en de organisatie van die kerk vastgelegd. Wat de rechte (orthodoxe) leer betreft: die was vervat in de Drie Formulieren van Enigheid. Niet-gereformeerde kerkgenootschappen werden slechts oogluikend toegestaan; de niet-orthodoxe leer kon op de nodige weerstand rekenen - juist ook binnen de Gereformeerde Kerk.
Natuurlijk kregen ook de kerken en gelovigen in de Nederlanden te maken met het denken der Verlichting. Veel theologen probeerden hun verkondiging 'redelijk' aanvaardbaar te maken; het vermogen van de mens kreeg de nodige nadruk. Deugd, verdraagzaamheid, tolerantie en rechtvaardigheid werden kernwoorden.
Tolerantie en immigratie
Tolerantie hing in de Nederlanden niet alleen samen met de Verlichting. Eigenlijk al vanaf het ontstaan der Republiek was er, zeker vergeleken met andere landen, nogal wat tolerantie. De behandeling van de remonstranten sinds de synode van Dordrecht lijkt daarmee in tegenspraak. Echter, al in de loop der 17e eeuw werden hun samenkomsten oogluikend toegestaan. Net als die van onder anderen doopsgezinden, joden en lutheranen. Rooms-katholieken hadden het zwaarder, maar ook hen werd ruimte gegund (zie bijvoorbeeld de schuilkerk, thans museum, ‘Ons Lieve Heer op Solder’, Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam).
Die tolerantie had ook tot gevolg dat vervolgden van elders zich in de Republiek vestigden. De hugenoten uit Frankrijk vormen daar een bekend voorbeeld van. Ook waren er verlichte geesten onder de immigranten zoals Pierre Bayle (zie onder "Frankrijk". De vestiging van
Von Zinzendorf en de zijnen in de Nederlanden is er een voorbeeld van uit de 18e eeuw.
Kerkelijke strijd in een tijdperk van toenemende tolerantie
Uit de behandeling van de remonstanten blijkt wel dat er grenzen waren aan de tolerantie in Nederland. Ook in de 18e eeuw, maar het kwam toen weinig meer voor dat de overheid ingreep ten gunste van de heersende calvinistische kerk. Soms gebeurde dat in verband met de handhaving van de zondagsrust. En dan waren er incidenten zoals het bekende psalmenoproer in
Maassluis. Daar werden in verband met de invoering van een nieuwe psalmberijming door de baljuw soldaten ingezet om tegenstanders van de nieuwe berijming te dwingen tot aanvaarding ervan – de tegenstanders beschouwden de nieuwe berijming (en bijbehorende zangwijze) als ‘nieuwlichterij’. De meeste conflicten, op theologisch gebied wel te verstaan, waren er tussen voor- en tegenstanders van nieuwe, vaak verlichte (dat zijn niet-orthodoxe) geloofsopvattingen.
Mede in het verlengde van Verlichtingsideeën, werd in de 18e eeuw in de Nederlanden het openbare leven beheerst door de strijd tussen ‘patriotten’ en ‘prinsgezinden’. Dit was weliswaar een politieke strijd maar had ook een godsdienstige en kerkelijke dimensie. Onder de patriotten namelijk waren de aanhangers van de Verlichting, inclusief van de verlichte geloofsopvattingen, oververtegenwoordigd. De prinsgezinden waren vooral te vinden onder de aanhangers van de (protestantse) orthodoxie. (Trouwens, de prinsgezinden vond men niet alleen onder de orthodox-protestanten; ook joden bijvoorbeeld waren over 't algemeen prinsgezind.)
Meer weerstand uit orthodox-christelijke en piëtistische hoek tegen Verlichtingsideeën
De kerken zagen de Verlichting overwegend als een bedreiging. De Rooms-katholieke Kerk niet in de laatste plaats; zij voelde zich bedreigd in haar macht en invloed. Maar ook binnen de protestantse richtingen, zowel het lutheranisme, het calvinisme en het (Engelse) puritanisme, als ook binnen het doperdom was men beducht voor de vrijzinnigheid der Verlichting. Dat gold natuurlijk de orthodoxen onder hen respectievelijk de 'strengen' onder de dopersen. En zeker de tegenbeweging van de Verlichting, het Piëtisme, moet in dat verband aan de orde komen.
Het Piëtsme
Het
piëtisme, de vroomheidsbeweging die met name in Duitsland en Engeland maar ook in de Nederlanden de nodige aanhangers had, kan gezien worden als stroming in de 18e eeuw die zich tegen het Verlichtingsdenken keerde. Maar er waren tijdens de Reformatie en zeker in de 17e eeuw ook al uitingen van vroomheid die 'piëtistisch' genoemd kunnen worden. Overal waar het accent niet op het hoofd maar op het hart, niet op de rede maar op het innerlijk gevoel gelegd wordt, waar veel aandacht is voor de persoonlijke ervaring met God, de persoonlijke vroomheid, waar kenmerken van een geheiligd leven aan de orde gesteld worden, daar zijn uitingen van piëtisme.
Het woord 'piëtsme' (
pietas is vroomheid) werd het eerst gangbaar in Duitsland rond 1670, maar ook voor die tijd was er opwekking tot piëtisme. Zo ook in Engeland, waar begin 17e eeuw ook al opgewekt werd tot ' practice of Piëty'. Daarbij hoorde een bewuste keuze, een persoonlijke bekering, een heilige 'wandel'. Niet het lid zijn van een kerk, maar de persoonlijke 'verborgen omgang met God', is belangrijk. In Duitsland werd binnen het rechtzinnig lutheranisme de mystiek van het piëtisme in 1675 verwoord door Philip Jacob Spener in diens 'Pia Desideria'. Herman August Francke maakte als hoogleraar de universiteit te Halle tot centrum van het Piëtisme. Ook de al genoemde Zinzendorf was daar geschoold. Met name via Engelse predikanten bereikte de beweging ook Noord-Amerika waar het tot een hele reeks van 'awakenings' (opwekkingen) kwam. Zogenaamde methodisten als John en Charles Weshley (18e eeuw) en in diezelfde periode George Whitefield speelden daarbij een grote rol.
De Nederlanden
Ook
in de Nederlanden deed zich het verschijnsel voor dat (gereformeerde) orthodoxie verbonden werd
met vroomheid. Dat gebeurde al in de 17e eeuw met de beweging der 'Nadere Reformatie', die met name in de tweede helft der 17e eeuw tot ontplooiing kwam en ook in de 18e eeuw - en in wezen
tot nu toe veel invloed had. Ook de orthodox-gereformeerde beweging binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, die zich met
de Afscheiding van 1834, losmaakte van de bevoorrechte nationale kerk, kan gezien worden als een uiting van verzet tegen vruchten van de Verlichting zoals die in de eeuw ervoor tot bloei kwam.
De 19e eeuw en verder
Het verlichtingsdenken is in de loop der tijden van blijvende invloed geweest. Evenzo goed riep en roept het weerstand op. Wat dat laatste betreft is het Conservatisme, waarvan de Ierse filosoof en politicus Edmund Burke (1729-1797) als grondlegger beschouwd wordt, een belangrijk voorbeeld. Zoals er conservatisme is op politiek gebied is dat er ook op andere gebieden, zoals dat van de godsdienst - de genoemde Afscheidingsbeweging is daar een duidelijk voorbeeld van.
Meer lijnen van invloed van en verzet tegen het verlichtingsdenken tot heden toe
Na de Franse revolutie was er een beweging in de (internationale) politiek die de Restauratie genoemd werd. In dat kader kan ook de terugkeer van de Oranjes naar Nederland, meer in het bijzonder van de latere
koning Willem I, geplaatst worden. Deze Willem werd ook een
'verlicht despoot' genoemd; met andere woorden, conservatisme,
ancient regime en restauratie konden in de politiek ook samengaan met elementen uit de Verlichting. In de Duitse landen, met Pruisen na de Franse tijd meer dan ooit als leidende macht, was er sprake van een piëtistische restauratie. Die uitte zich in opwekkingsbewegingen en bijbehorend herleving van zendingswerk. Trouwens ook in de Angelsaksische landen en elders waren er in de 19e eeuw opwekkingsbewegingen van overwegend piëtistische aard.
'Vrijheid, gelijkheid, broederschap'
Met al deze aandacht voor tegenbewegingen zou de indruk gewekt kunnen worden dat de Verlichting dan wel het verlichtingsdenken overwegend negatief beoordeeld is. Dat is niet zo en het zou ook niet terecht zijn. Per slot toont de bekende Verlichtingskreet 'vrijheid, gelijkheid, broederschap ' dat er (ook) opvattingen in het geding waren die door alle weldenkend mensen gedeeld worden. Vrijheid van denken en van godsdienst, streven naar vrede, broederschap en mensenrechten zijn waarden die in de loop der tijd (in ieder geval in theorie) alom geaccepteerd zijn.
Anti-revolutionair
Conservatieve denkers en politici, van de protestantse richting, keerden zich dus veelal tegen de filosofie en de gevolgen/voortbrengselen van de Verlichting. Zij achtten met name de Franse Revolutie anti-godsdienstig, anti-kerkelijk en zonder meer verwerpelijk, ja afschrikwekkend. Dat laatste stond mede in verband met de gewelddadige gebeurtenissen rond die revolutie in Frankrijk en later ook in Nederland, die toen nog lang niet vergeten waren. De leider van deze anti-revolutionaire richting in de Nederlandse volksvertegenwoordiging was medio de 19e eeuw G. Groen van Prinsterer. Zijn lijfspreuk was: ‘Tegen de Revolutie het Evangelie’. Zijn opvolger in de kamer was
Abraham Kuyper die in 1879 de Anti-Revolutionaire Partij stichtte en in het verlengde ervan een complete, anti-revolutionaire, gereformeerde zuil.
Verlichting en Islam
Als bovenstaande lijnen doorgetrokken worden naar de actualiteit van de 21e eeuw, dan dienen de ontwikkelingen, in casu problemen, rond islam en moslimterrorisme zich aan. Er wordt nogal eens gesteld dat die problemen er zijn omdat de islamitische wereld de Verlichting niet heeft meegemaakt. Met andere woorden, het wordt tijd dat ook daar het verlichtingsdenken doorbreekt en maatschappij, politiek en godsdienst ingrijpend en blijven beïnvloedt.